ECLI:NL:RBDHA:2025:18604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/681565 / HA ZA 25-231
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een (indirect) bestuurder van een franchisegever voor schade geleden door een franchisenemer als gevolg van onjuiste informatie over de franchiseformule

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [partij A] B.V. en [partij B]. Eiseres, [partij A], heeft vorderingen ingesteld tegen gedaagde, [partij B], die als (indirect) bestuurder van twee failliete vennootschappen fungeerde. Eiseres stelt dat gedaagde onjuiste en te rooskleurige informatie heeft verstrekt over de resultaten van een franchiseformule, waardoor zij schade heeft geleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde niet persoonlijk aansprakelijk is voor de schade van eiseres. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een schending van de informatieverplichtingen die op de franchisegever rusten, en dat gedaagde niet kan worden verweten dat hij de informatie niet correct heeft gepresenteerd. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en eiseres is veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld tot opheffing van een conservatoir beslag dat door eiseres was gelegd, maar ook deze vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/681565 / HA ZA 25-231
Vonnis van 1 oktober 2025
in de zaak van
[partij A] B.V.te Amsterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen
[partij B]te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. A.A.S. Mosele te Den Haag.
Eiseres word hierna [partij A] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd en gedaagde [partij B] (mannelijk enkelvoud).

1.Waar gaat deze zaak over?

1.1.
[partij B] is de (indirect) bestuurder van twee vennootschappen die inmiddels failliet zijn. [partij A] heeft met deze vennootschappen verschillende overeenkomsten gesloten in het kader van het exploiteren van een franchiseformule. Volgens [partij A] heeft [partij B] namens de franchisegever de resultaten van de franchiseformule (doelbewust) te rooskleurig voorgespiegeld. [partij A] stelt hierdoor schade te hebben geleden. De vraag die in deze procedure centraal staat, is of [partij B] als (indirect) bestuurder van de franchisegever persoonlijk aansprakelijk is voor die schade. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is en wijst de vorderingen van [partij A] af.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 55;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 32;
- het tussenvonnis van 25 juni 2025 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte overleggen producties en eisvermeerdering van [partij A] met producties 56 tot en met 60;
- de akte overleggen producties van [partij B] met producties 33 tot en met 44;
- de pleitnotities van [partij A] tevens akte eisvermindering;
- de pleitnotities van [partij B] .
2.2.
Op 24 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van voormelde pleitnotities en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de conclusie van antwoord van [partij B] gedeeltelijk moet worden aangemerkt als een voorwaardelijke eis in reconventie. [partij A] heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben en de rechtbank heeft de voorwaardelijke eis in reconventie toegelaten.
2.3.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

3.De feiten in conventie en voorwaardelijke reconventie

3.1.
[bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ) is bestuurder en enig aandeelhouder van [partij A] . De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is op zijn beurt bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] . [partij A] , [bedrijfsnaam] en [naam 1] worden hierna aangeduid als: [partij A] (meervoud).
3.2.
Freshly Chopped is een uit Ierland afkomstige formule voor de exploitatie van restaurants waar verse producten zoals salades, wraps, burrito’s, bowls, smoothies en soepen worden verkocht. Freshly Chopped heeft menu’s voor fysieke restaurants, bezorgdiensten en voor business catering. Masterfranchisegever van de formule is Freshly Chopped Limited. Freshly Chopped Limited is houdster van diverse merkinschrijvingen voor Uniebeeldmerken (hierna: de Freshly Chopped-merken). De formule Freshly Chopped is vastgelegd in een
brandbook.
3.3.
[partij B] is bestuurder en aandeelhouder van FFF International Holding B.V. (hierna: FFF International). Sinds 2021 is FFF International masterfranchisenemer van de Freshly Chopped formule voor de landen Zweden, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, België en Nederland. FFF International is bestuurder en enig aandeelhouder van FFF NL B.V. (hierna: FFF NL). Deze vennootschap heeft een sublicentie voor de Freshly Chopped formule voor Nederland. FFF NL heeft zich ten doel gesteld franchiseovereenkomsten aan te gaan met franchisenemers in Nederland. FFF International en FFF NL zullen hierna worden aangeduid als: FFF c.s. (meervoud).
3.4.
In 2022 heeft FFF NL franchiseovereenkomsten gesloten met twee dochtervennootschappen die
company storeshebben geopend: F.C. Leiden B.V. (hierna: FC Leiden) heeft in maart 2022 een vestiging in Leiden geopend en F.C. Markthal Rotterdam B.V. (hierna: FC Rotterdam) in september 2022 in Rotterdam.
3.5.
Op 9 januari 2023 heeft [naam 1] via De Nationale Franchisegids contact gezocht met [partij B] , omdat hij interesse had in de Freshly Chopped formule. Vervolgens hebben FFF c.s. en [naam 1] gesproken over zijn eventuele betrokkenheid bij Freshly Chopped.
3.6.
Tussen FFF International en [bedrijfsnaam] is een geheimhoudingsovereenkomst (hierna: NDA) tot stand gekomen, gedateerd op 27 januari 2023. In artikel 1.12 van de NDA is het volgende opgenomen:
“De Informatie wordt door FFF INT en/of derden (waaronder doch niet uitsluitend adviesbureaus en locatiespelialisten, ongeacht of zij door FFF INT zijn ingehuurd) verstrekt ‘zoals zij is’, zonder enige garantie voor de (toekomstige) omzet en/of winstgevendheid van het desbetreffende restaurant dan wel de mogelijke samenwerking tussen Partijen in het algemeen. Prospect[lees: [bedrijfsnaam] (toevoeging rechtbank)]
kan in dit verband geen enkele rechten ontlenen aan de Informatie en gebruik ervan is te allen tijde de eigen verantwoordelijkheid van Prospect. Aansprakelijkheid van FFF INT gebaseerd op de Informatie is uitgesloten.”
3.7.
Bij e-mail van 16 februari 2023 heeft [partij B] namens FFF International informatie gedeeld met [naam 1] . Dit betrof onder meer de model-franchiseovereenkomst, het
brandbookvan Freshly Chopped en een presentatie waarin FFF c.s. hun plannen hebben toegelicht. In artikel 2.1 van de model-franchiseovereenkomst is het volgende opgenomen:
“Franchisor declares that the Information provided to Franchisee in advance of the signing of this agreement is true. This expressly does not entail that Franchisor can or will give any guarantee with regard to the revenues to be made or results to be achieved by Franchisee through the exploitation of the Formula. Any prognoses, business plans, or other documents containing data on costs, revenues or profits provided by Franchisor to Franchisee in addition to the Information only serve as an example and must under no circumstances be construed by Franchisee as statements of fact and Franchisee cannot derive any rights therefrom. The use of the aforementioned prognoses, business plans, or other documents are at all times for the risk and account of Franchisee.”
3.8.
De presentatie bevat onder meer een dia waarin wordt uitgegaan van 1250 restaurants in zes landen met de potentie om snel te groeien. Een andere dia vermeldt dat FFF International zich ten doel heeft gesteld om te groeien van twee restaurants in 2021 tot 125 restaurants in 2025. Nog een andere dia “General Conditions, P&L” vermeldt een geschatte winst van 18,7%.
3.9.
Bij e-mail van 16 februari 2023 heeft [partij B] aan [naam 1] ook een
New Site Location Summary(hierna: NSLS) toegezonden. Daarover heeft [partij B] bij toezending het volgende aan [naam 1] medegedeeld:
“Dit is een gecombineerd document waarin zowel de omzet bepaald kan worden, de kosten en de P&L kan worden bepaald. Dit is een basis document welke voor een nieuwe zaak moet worden ingevuld en dient voor de interne goedkeuring van FFF, basis voor een financiering kan zijn, begroting.(…)”
3.10.
Op de voorkant van de NSLS staat vermeld dat het FC Bijlmer betreft. In het document is een overzicht opgenomen met als opschrift “P&L Proposal NL [Site Name] 2021 2021-11”. Hierin is voor het eerste jaar een omzet vermeld van € 8.755,- per week en een winstpercentage van 25,9%. Voor het tiende jaar is een omzet vermeld van € 11.091,- per week. Verder bevat de NSLS cijfers over FC Markthal en FC Leiden. Onderaan pagina 1 van het document staat een
disclaimermet daarin onder meer het volgende:

DISCLAIMER: The information recipient is aware and accepts that the restaurants are operated by independent entrepreneurs that are responsible for the economic success of their restaurants. Therefore, the information recipient accepts that any pieces of information (e.g. business forecasts or calculations) provided by Freshly Chopped / FFFC are merely a "prognosis" and do not guarantee that the information recipient will, in fact, achieve specific safes, profits or any other numbers/goals indicated in any material provided by the Freshly Chopped / FFFC. (…)
3.11.
Op 20 maart 2023 heeft FFF NL een franchiseovereenkomst gesloten met FC Bijlmerplein B.V. (hierna: FC Bijlmerplein), die een vestiging heeft geopend in Amsterdam aan het Bijlmerplein.
3.12.
Op 23 april 2023 hebben FFF International en [bedrijfsnaam] een
binding letter of understanding(hierna: LoU) ondertekend. In de LoU zijn partijen onder meer overeengekomen dat [bedrijfsnaam] de voorkeurspartner is voor de ontwikkeling van Freshly Chopped in Nederland mits zij haar ontwikkeldoelen haalt. Hierbij heeft [bedrijfsnaam] als ontwikkeldoel dat zij en/of haar franchisenemer – steeds na goedkeuring door FFF International – in de komende vijf jaar 30 winkels opent. Indien [bedrijfsnaam] dat doel niet haalt, is FFF International bevoegd de overeenkomst op te zeggen. Verder zijn partijen overeengekomen dat zij binnen acht weken nadien een ontwikkelingsovereenkomst (zie hierna in 3.18) sluiten.
3.13.
[partij B] en [naam 1] hebben in deze periode daarnaast gesproken over de overname van FC Bijlmerplein door [bedrijfsnaam] en de opening van een nieuwe vestiging in
Westfield Mall of the Netherlands(hierna: de Mall) in Leidschendam.
3.14.
Per e-mail van 3 mei 2023 gericht aan [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft [partij B] namens FFF International met betrekking tot de beoogde vestiging in Leidschendam het volgende geschreven:
“Voor de mogelijke opening van een Freshly Chopped in de Mall of The Netherlands heb ik een Site approval form bijgesloten. Hierin staat indicatief de kosten en begroting van de mogelijke aangeboden optie. Omdat we nauwelijks analoge gegevens hebben om de omzet goed te kunnen inschatten, hebben we de ondernemer van Yo! gebeld, welke zowel in de Markthal als hier een vestiging heeft. Beide zaken zijn zeer succesvol, waarbij de omzet van Yo! In de Mall of The Netherlands ruim 20% hoger ligt. De investering kan goed in worden geschat als de uitgangspunten voor de huur bekend zijn en de architect een lay-out heeft gemaakt. Zo ver zijn we nog niet, maar het stuk geeft wel een goede indicatie van de verwachtingen. De locatie kan over 7 weken beschikbaar zijn.”
3.15.
In een document genaamd ‘Uitgangspunten Development Incentive Agreement’, die samen met andere documenten met de e-mail van 3 mei 2023 was meegezonden, staat over FC Bijlmerplein onder meer het volgende:

Het restaurant is 20 maart 2023 geopend en maakt nu een verlies. Dit verlies komt omdat de potentie van het marktgebied nog niet wordt uitgenut. Een belangrijk deel van de omzet wordt gerealiseerd door de zakelijke markt. Momenteel wordt enkel omzet gerealiseerd door passanten tijdens de lunch. Het belangrijkste deel van de omzet zal door business catering moeten worden behaald. Hiervoor is een marketingplan in uitvoering en wordt verwacht dat dit de komende maanden een aanzienlijke groei zal geven. Het is [bedrijfsnaam] bekend dat de vorig huurder Urban Salad voor Corona een omzet van 670,000 euro per jaar realiseerde.
FFF is bereid om [bedrijfsnaam] gedurende 8 weken een compensatie te bieden voor de aanloopverliezen van 1000 euro per week. Tevens zal FFF volledige ondersteuning geven om de marketingsactiviteiten tot uitvoering te brengen.
3.16.
In een e-mail van 6 juni 2023 namens FFF International schrijft [partij B] aan [naam 1] en [naam 2] :

Ik heb jullie beiden vandaag gesproken inzake de aanvullende informatie over de omzetverwachting van Mall of The Netherlands vs Markthal en FC Bijlmerplein. Ik heb wat basisgegevens in een presentatie weergegeven en op basis hiervan kan [naam 1][ [naam 1] , toevoeging rechtbank]
de omzet bepalen.
Ook heb ik de Jaarcijfers van de vorige huurder van FC Bijlmerplein, Urban Salad, bijgesloten. Hierbij kan je zien dat de omzet hier voor Corona bijna 600k euro was.”
3.17.
Op 23 juni 2023 hebben FFF International en [bedrijfsnaam] een
Development Incentive Agreement(hierna: DIA) gesloten met een looptijd van vijf jaar. In deze overeenkomst zijn partijen overeengekomen dat [bedrijfsnaam] (of een door haar in te plaats te stellen partij) binnen vijf jaar ten minste 30 vestigingen opent, waarbij zij in 2023 minimaal twee vestigingen en in 2024 minimaal drie vestigingen opent. De overeengekomen initiële
feebedraagt € 20.000,-- per opening, bij vooruitbetaling te voldoen. De vooraf betaalde
feewordt verbeurd verklaard als de franchisenemer er niet in slaagt de minimaal vereiste ontwikkeling te realiseren. De overige
feebedraagt 6%. Een korting wordt gegeven als er meer dan de minimaal vereiste ontwikkeling voor die periode wordt gerealiseerd.
3.18.
Eveneens op 23 juni 2023 hebben [bedrijfsnaam] (nadien in de plaats gesteld door [partij A] ) en FFF NL een koopovereenkomst (hierna: de Koopovereenkomst) gesloten op grond waarvan [bedrijfsnaam] de aandelen in FC Bijlmerplein per 1 juli 2023 van FFF NL overneemt tegen een koopsom van € 150.887,92. In de overeenkomst is verder bepaald dat de koper binnen twee weken na ondertekening een
Due Dilligence-onderzoek mag uitvoeren, maar dat er vanwege de uitgebreide informatie-uitwisseling tussen partijen geen uitgebreide garanties worden verlangd. De Koopovereenkomst bevat verder onder meer de volgende bepalingen:

Gedurende een periode van acht (8) weken na Leveringsdatum zal Verkoper wekelijks een
bedrag van EUR 1.000,- (zegge: duizend euro) […] aan Koper voldoen ten titel van compensatie van aanloopkosten verbonden aan de investering extra personeel [Deze vergoeding zal in vermindering van koopsom gebracht worden], doch uitsluitend indien er in de voorafgaande week sprake is geweest van een negatief resultaat van de Onderneming;
3.19.
[partij A] is op 29 juni 2023 opgericht. Op diezelfde dag is ook Fresh Company Zuid-Holland B.V. (hierna: FC Mall) opgericht. [partij A] is bestuurder en enig aandeelhouder van FC Mall.
3.20.
Op 2 juli 2023 heeft FC Mall een huurovereenkomst gesloten voor de huur van winkelruimte in Leidschendam. Deze huurovereenkomst heeft een looptijd van vijf jaar. Na het aangaan van de huurovereenkomst is deze winkelruimte onder leiding van [partij B] en op kosten van [partij A] en/of aan haar gelieerde vennootschappen omgebouwd tot een vestiging van Freshly Chopped.
3.21.
[naam 1] heeft op 10 juli 2023 per e-mail aan [partij B] gemeld dat de omzet van FC Bijlmerplein voorafgaand aan de overname is vastgesteld op € 4.500, terwijl in de door hem ontvangen cijfers van die week een omzet van € 2.500 is vermeld. [partij B] heeft daarop bij e-mail van 12 juli 2023 gereageerd dat de omzet van die week lager was door slechte weersomstandigheden. [naam 1] heeft vervolgens per e-mail van 16 juli 2023 bevestigd dat “
de omzet weer op pijl is”.
3.22.
Bij e-mail van 22 september 2023 heeft [naam 1] onder meer het volgende geschreven aan [partij B] :

Op voorhand wil ik heel graag vertellen hoe ongelofelijk content ik ben mijn deelname in Freshly Chopped en onze samenwerken [sic] en onze toekomstplannen.
(…)
Alle vestigingen draaien nog steeds verlies. Ik heb de Retail-lijn nodig om dat te kunnen draaien. Graag maak ik 3 afspraken met het hele team in Mijdrecht, de eerste om af te
stemmen wat er allemaal nodig is en de verwachtingen afstemmen. De 2e om de op en
aanmerkingen te presenteren en te verwerken. De 3e om de eventuele laatste aanpassingen
te verwerken en de champagne open te trekken.
3.23.
Op 2 oktober 2023 hebben FFF NL en FC Mall een franchiseovereenkomst gesloten met betrekking tot de vestiging in Leidschendam. Indeze franchiseovereenkomst (hierna: Fovk FC Mall), die is opgesteld in het Engels en nagenoeg identiek is aan die voor FC Bijlmerplein, staat – voor zover hier van belang – dat:
  • door FFF NL geen prognoses of (omzet)garanties worden verstrekt (artikel 2.1), zoals hiervoor weergegeven onder 3.7.;
  • franchisenemer zelf verantwoordelijk is voor de exploitatie van de onderneming (artikelen 2.2 en 6.1 sub a);
  • franchisenemer verplicht is om de formule vanuit de Freshly Chopped-vestigingen te exploiteren gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst (artikelen 3.1 en 6.1 sub a);
  • franchisenemer wekelijks een
  • franchisenemer wekelijks een
  • franchisenemer de verplichting tot betaling van
  • franchisegever franchisenemer moet bijstaan bij het exploiteren van de formule (artikel 7).
3.24.
[partij A] en FC Mall, hadden bij het sluiten van de LoU, DIA, de Koopovereenkomst en Fovk FC Mall geen juridische bijstand.
3.25.
In het najaar van 2023 hebben [partij A] en FFF c.s. discussies gevoerd, onder meer over de administratie van FC Bijlmerplein en over door [partij A] aan te trekken financiering.
3.26.
Bij brief van 18 december 2023 hebben de advocaten van [partij A] aan FFF c.s. meegedeeld dat de omzetten van FC Bijlmerplein en FC Mall sterk achterblijven bij de geprognotiseerde omzetten. Hierbij hebben zij vragen gesteld over (onder meer) de totstandkoming van de geprognotiseerde omzetten en FFF c.s. gesommeerd [partij A] te voorzien van deugdelijke IT-infrastructuur, deugdelijke administratie (voor FC Bijlmerplein), hen te adviseren over de wijze waarop de prognoses kunnen worden gehaald en hen te voorzien van deugdelijke ondersteuning. In deze brief is het standpunt ingenomen dat FFF c.s. onder meer de precontractuele informatieverplichtingen van artikel 7:913 BW hebben geschonden. Verder is namens [partij A] naar voren gebracht dat – wanneer zij wel over deugdelijke informatie zouden hebben beschikt – de verschillende overeenkomsten niet of niet onder dezelfde voorwaarden zouden hebben gesloten.
3.27.
Bij e-mail van 29 december 2023 hebben FFF c.s. bij [partij A] aanspraak gemaakt op betaling van de openstaande
franchisefeeen marketingcontributie. Ook daarna zijn [partij A] bij herhaling namens FFF c.s. gesommeerd tot nakoming van de op hen op grond van de overeenkomsten rustende betalingsverplichtingen. In deze brieven hebben FFF c.s. betwist dat zij zijn tekortschoten in de op hen rustende verplichtingen.
3.28.
Bij brief van 6 februari 2024 hebben de advocaten van [partij A] een beroep gedaan op vernietiging op grond van dwaling van de DIA en de bijbehorende LoU. Hierbij hebben zij zich op het standpunt gesteld dat FFF c.s. de (dwingendrechtelijke) wettelijke bescherming van franchisenemers op grond van de Wet Franchise welbewust hebben omzeild, alsmede dat FFF c.s. onvolledige en onjuiste informatie hebben verschaft. Meer subsidiair hebben de advocaten van [partij A] meegedeeld dat [bedrijfsnaam] en [partij A] hun verplichtingen in verband met deze overeenkomsten hebben opgeschort. Nog meer subsidiair hebben zij daarbij een beroep gedaan op artikel 6:248 lid 2 BW jo. artikel 7:912 BW. De brief bevat een voorstel voor een exitregeling om de samenwerking te beëindigen.
3.29.
Bij brief van 15 februari 2024 zijn [partij A] door FFF c.s. opnieuw gesommeerd tot betaling van de openstaande facturen.
3.30.
Op 29 december 2023 zijn de jaarrekeningen van FFF c.s. over het boekjaar 2022 gedeponeerd. Daarin is vermeld dat er, gelet op het geschil tussen partijen, onzekerheid bestaat over de continuïteit van FFF c.s.
3.31.
FC Markthal is op 5 maart 2024 failliet verklaard.
3.32.
[partij A] heeft op 21 maart 2025 conservatoir beslag gelegd op de onverdeelde helft van de woning van [partij B] .
3.33.
FC Bijlmerplein en FC Mall zijn respectievelijk op 16 april 2024 en 23 april 2024 failliet verklaard.
3.34.
FC Leiden is op 21 mei 2024 failliet verklaard. Vervolgens zijn FFF c.s. op 25 juni 2024 failliet verklaard.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[partij A] vordert - samengevat en na eisvermindering tijdens de mondelinge behandeling - dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat [partij B] aansprakelijk is voor de door [partij A] geleden schade;
II. [partij B] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 72.500 ter zake van de DIA;
III. [partij B] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 177.000 ter zake van de koopovereenkomst;
IV. [partij B] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 635.106,69 ter zake van overige schade;
subsidiair
V. voor recht verklaart dat [partij B] aansprakelijk is voor de door [partij A] geleden schade en [partij B] te veroordelen tot betaling van de door [partij A] geleden schade, nader op te maken bij staat;
primair en subsidiair
VI. [partij B] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[partij B] voert verweer, ook tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de vorderingen in conventie. [partij B] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [partij A] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [partij A] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [partij A] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.4.
[partij B] vordert - samengevat - voorwaardelijk, voor het geval de rechtbank de vorderingen van [partij A] in conventie afwijst, dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [partij A] beveelt om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis het door haar gelegde conservatoire beslag op de woning van [partij B] op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van een dwangsom;
II. [partij A] verbiedt om ten laste van [partij B] conservatoire beslagen te leggen en te handhaven in verband met de beweerdelijke vorderingen van [partij A] die onderwerp zijn van deze procedure, op straffe van een dwangsom.
III. [partij A] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.
4.5.
[partij A] voert verweer, ook tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de reconventionele vordering tot opheffing van het beslag.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Het verwijt van [partij A] komt er in de kern op neer dat in de precontractuele fase onjuiste dan wel onvolledige informatie over de franchiseformule is verstrekt, zodat FFF c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van de informatieverplichtingen die op grond van de Wet Franchise (zie r.o. 5.3) op een franchisegever rusten. [partij A] voert aan dat [partij B] de resultaten van de franchiseformule doelbewust te rooskleurig heeft voorgespiegeld, omdat hij de verlieslatende resultaten daarvan op [partij A] wilde afwentelen. Volgens [partij A] is daarom sprake van bedrog, dan wel kan [partij B] als (indirect) bestuurder van FFF c.s. een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, zodat hij aansprakelijk voor de door [partij A] geleden schade.
5.2.
[partij B] betoogt dat de vorderingen van [partij A] moeten worden afgewezen. [partij B] voert aan dat de Wet Franchise in dit geval toepassing mist, zodat [partij A] geen beroep toekomt op de bepalingen daaruit die een franchisenemer beogen te beschermen. Daarnaast betwist hij dat onjuiste dan wel onvolledige informatie is verstrekt met betrekking tot de resultaten van de franchiseformule en dat sprake was van een vooropgezet plan om [partij A] op te laten draaien voor de verliezen daarvan. Verder voert [partij B] aan dat de causaliteit tussen de gestelde schade en het gestelde onrechtmatig handelen ontbreekt en betwist hij de omvang van die schade.
Toepasselijkheid Wet Franchise
5.3.
Tussen partijen is allereerst in geschil of dwingendrechtelijke bepalingen over de franchiseovereenkomst van titel 7.16 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (hierna: de Wet Franchise) van toepassing zijn op de relatie tussen [partij A] en FFF c.s.. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Daartoe geldt het volgende.
5.4.
Artikel 7:911 lid 1 BW definieert een franchiseovereenkomst als de overeenkomst waarbij de franchisegever aan een franchisenemer tegen vergoeding het recht verleent en de verplichting oplegt om een franchiseformule op de door de franchisegever aangewezen wijze te exploiteren voor de productie of verkoop van goederen dan wel het verrichten van diensten. In lid 2 volgen definities van franchiseformule, afgeleide formule, franchisegever en franchisenemer. De franchisenemer is gedefinieerd als de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf voor eigen rekening en risico een franchiseformule exploiteert.
5.5.
Bepalend voor de vraag of sprake is van een franchiserelatie is niet de benaming, kwalificatie of titel die partijen voor hun overeenkomst hanteren, maar de feitelijke inhoud van hun onderlinge relatie. De rechtbank stelt vast dat de LoU en DIA ertoe strekken dat [bedrijfsnaam] (en na indeplaatsstelling [partij A] ) het recht en de plicht heeft om voor eigen rekening en risico de Freshly Chopped formule tegen een vergoeding aan FFF c.s. op de door FFF c.s. aangewezen wijze in meerdere vestigingen te exploiteren. Met de ondertekening van de LoU en de daaruit voortvloeiende DIA heeft [bedrijfsnaam] (en vervolgens [partij A] ) zich immers verplicht om in vijf jaar tijd ten minste 30 vestigingen te openen tegen betaling van
feesaan FFF c.s., ook als het ontwikkeldoel niet zou worden gehaald. Ter uitvoering van de DIA heeft [partij A] de aandelen in FC Bijlmerplein overgenomen en is een franchiseovereenkomst gesloten met betrekking tot FC Mall. Omdat de verplichting om de Freshly Chopped formule op die locaties te exploiteren op [partij A] rust, is de rechtbank van oordeel dat deze met elkaar samenhangende overeenkomsten in dit geval binnen de reikwijdte van artikel 7:911 BW vallen. Hieraan doet niet af dat de Freshly Chopped-vestigingen niet door [partij A] zelf, maar door haar dochtervennootschappen werden geëxploiteerd. De Wet Franchise is dus van toepassing op de rechtsverhouding tussen [partij A] en FFF c.s..
Schending informatieverplichting?
5.6.
Verder is tussen partijen in geschil of onjuiste of onvolledige informatie over de franchiseformule is verstrekt en of FFF c.s. daarmee tekort zijn geschoten in de precontractuele informatieplicht die op een franchisegever rust. Op grond van artikel 7:913 leden 3 en 4 BW moet de franchisegever tijdig voor het sluiten van de franchiseovereenkomst aan de beoogd franchisenemer informatie verschaffen over onder meer de financiële gegevens van de beoogde locatie van de franchiseonderneming en alle overige informatie waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze voor het sluiten van de franchiseovereenkomst van belang is.
5.7.
[partij A] betoogt dat [naam 1] op het verkeerde been is gezet met betrekking tot de resultaten van de franchiseformule. Volgens [partij A] komt dit door de wijze waarop FFF c.s. , in de persoon van [partij B] , de financiële gegevens aan [naam 1] hebben gepresenteerd. In dit kader voert [partij A] aan dat FFF c.s., onder meer in de NSLS en de DIA, onrealistisch hoge omzetten en winstpercentages hebben voorgehouden aan [naam 1] en hebben verzuimd mee te delen dat FC Leiden en FC Markthal deze omzetten niet haalden en verlieslatend waren.
5.8.
[partij B] betwist dat onjuiste en/of onvolledige informatie is verstrekt. Volgens [partij B] zijn geen prognoses of garanties verstrekt en zijn geen te rooskleurige verwachtingen geschept. FFF c.s. waren volgens [partij B] ook niet in staat om prognoses te verstrekken, omdat Freshly Chopped een nieuwe formule was op de Nederlandse markt en geen referentiedata beschikbaar waren. Hierover zijn FFF c.s. ook transparant geweest. Volgens [partij B] was ten aanzien van FC Leiden en FC Markthal verder bekend dat verlies werd gedraaid, omdat dit zogenaamde
flagshipstoreswaren waarvan de volledige potentie (nog) niet werd benut. [partij B] brengt naar voren dat ten aanzien van FC Bijlmerplein uitdrukkelijk aan [naam 1] is vermeld dat deze vestiging verlieslatend was en dat daarom een compensatie voor aanloopverliezen van in totaal € 8.000 is aangeboden (en geaccepteerd). Ook wijst [partij B] erop dat in de e-mail van 10 juli 2023 ten aanzien van FC Bijlmerplein gesproken is van een omzetverwachting van circa € 4.500 per week en dat [naam 1] op 16 juli 2023 heeft bevestigd dat de daadwerkelijk behaalde omzet daarmee in lijn was. Ook daarom is volgens [partij B] geen sprake van het verstrekken van onjuiste informatie. Ten aanzien van de NSLS heeft [partij B] naar voren gebracht dat duidelijk was dat [partij A] nog een eigen inschatting van de resultaten van de nieuw te openen vestigingen moesten maken en dat de in de NSLS opgenomen cijfers niet de daadwerkelijke omzetresultaten waren.
5.9.
De rechtbank overweegt over dit alles als volgt. Uit het betoog van [partij A] begrijpt de rechtbank dat [naam 1] ervan uit is gegaan de in de NSLS opgenomen cijfers daadwerkelijke resultaten van de vestigingen waren en dat hij niet heeft begrepen dat deze cijfers waren gebaseerd op een volwassen Ierse markt. Ook heeft [naam 1] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij ervan op de hoogte was dat voor wat betreft FC Bijlmerplein en FC Mall (mede) moest worden ingezet op bezorgdiensten en businesscatering als afzetkanalen, maar dat hij niet wist dat de in de NSLS vermelde omzetcijfers van FC Leiden en FC Markthal waren gebaseerd op de aanname dat de volledige potentie van alle afzetkanalen (passanten die de vestigingen bezoeken, bezorgdiensten en businesscatering) zou worden benut. Ten aanzien van de verstrekte cijfers over FC Mall heeft [naam 1] verklaard dat het hem, gegeven de omstandigheid dat alle cijfers in het schema van de NSLS al door [partij B] waren ingevuld, niet duidelijk was dat het om een voorbeeldbegroting ging en hij zelf werd geacht nog een inschatting van de te behalen resultaten te maken. [naam 1] heeft verder tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij vanaf omstreeks juli 2023 de beschikking had over de dagelijkse omzetresultaten van FC Leiden, FC Markthal en FC Bijlmerplein en dat hij daarvan schrok, omdat deze veel lager waren dan waar hij eerder vanuit was gegaan.
5.10.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de betekenis van de door [partij B] namens FFF c.s. verstrekte financiële gegevens met betrekking tot de resultaten van de franchiseformule [naam 1] niet duidelijk waren, althans dat hij deze gegevens verkeerd heeft geïnterpreteerd. Vervolgens is de vraag of dit te wijten is aan FFF c.s. en of zij daarmee zijn tekortgeschoten in de op hen als franchisegever rustende precontractuele informatieplicht (artikel 7:913 BW) of dat [partij A] (althans [bedrijfsnaam] vóór de indeplaatsstelling) tekort is geschoten in de op haar als beoogd franchisenemer rustende onderzoeksplicht (artikel 7:915 BW). In dit kader zal moeten worden afgewogen of het op de weg van FFF c.s. lag om de verstrekte cijfers nader te duiden of dat [partij A] onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan haar onderzoeksplicht. Daarbij is relevant dat [partij A] zonder juridische bijstand en/of advies van een deskundige vergaande verplichtingen zijn aangegaan en - kennelijk - zelf geen omzetberekeningen heeft gemaakt.
5.11.
De vraag of in dit geval de mededelingsplicht van FFF c.s. of de onderzoeksplicht van [partij A] zwaarder weegt, kan echter onbeantwoord blijven. De bepalingen van de Wet Franchise betreffen de (contractuele) rechtsverhouding tussen de franchisegever en de franchisenemer. Ook als ervan uitgegaan zou moeten worden dat sprake is van een tekortkoming van FFF c.s. in de nakoming van hun informatieverplichtingen van artikel 7:913 BW, geldt namelijk het volgende.
Bestuurdersaansprakelijkheid
5.12.
Aangenomen (hypothetischer wijze) dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van FFF c.s. als franchisegever, is in deze zaak de volgende vraag of [partij B] als (indirect) bestuurder aansprakelijk is voor de eventuele schade die [partij A] als gevolg daarvan heeft geleden.
Juridisch toetsingskader
5.13.
Als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap, in dit geval [partij B] . Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Bij de beantwoording van de vraag of van een dergelijk ernstig verwijt sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. Van een persoonlijk ernstig verwijt kan onder meer sprake zijn als een bestuurder namens de vennootschap een verplichting is aangegaan terwijl hij wist, althans redelijkerwijs behoorde te begrijpen, dat de vennootschap deze verplichting niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor ten gevolge van de wanprestatie geleden schade (HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (
Beklamel) en nader uitgewerkt in HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (
Ontvanger/Roelofsen)). Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan de betrokken bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Geen schending Beklamel-norm
5.14.
[partij A] stelt dat [partij B] de hiervoor weergegeven zogenoemde
Beklamel-norm heeft geschonden. Volgens [partij A] wist [partij B] , of behoorde hij redelijkerwijze te begrijpen, dat FFF c.s. de verplichtingen die zij op grond van de LoU, de DIA, de Koopovereenkomst en de Fovk FC Mall op zich hebben genomen, niet zouden kunnen nakomen en geen verhaal zouden bieden voor de schade die [partij A] daardoor zou lijden.
5.15.
De rechtbank volgt [partij A] hierin niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [partij A] onvoldoende onderbouwd dat het voor [partij B] voorzienbaar was, dan wel had moeten zijn, dat FFF c.s. de op hen rustende verplichtingen jegens [partij A] niet zouden kunnen nakomen en dat zij in dat geval geen verhaal zouden bieden voor eventuele daardoor veroorzaakte schade. De rechtbank gaat voorbij aan het door [partij A] naar voren gebrachte verwijt dat FFF c.s. ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten in een financieel deplorabele toestand verkeerden. Als FFF c.s. in een slechte financiële positie verkeerden, brengt dat namelijk nog niet mee dat daarmee (ook) voorzienbaar was dat zij hun verplichtingen jegens [partij A] uit voornoemde overeenkomsten niet zouden kunnen nakomen. FFF c.s. hebben immers geen financiële verplichtingen jegens [partij A] (dan wel [bedrijfsnaam] ) op zich genomen. De op FFF c.s. rustende verplichtingen strekken ertoe dat zij, tegen vergoeding, het recht verlenen om een franchiseformule te exploiteren. De nakoming daarvan is niet afhankelijk van de financiële toestand van FFF c.s., maar slechts van de continuïteit van FFF c.s. Hoewel in de jaarrekeningen van FFF c.s. over het boekjaar 2022 is vermeld dat de continuïteit van FFF c.s. in gevaar was, leidt dit nog niet - zoals door [partij A] gesteld - tot een schending van de
Beklamel-norm. In de jaarrekeningen is namelijk ook vermeld dat de continuïteit en financiële situatie van FFF c.s. voor een belangrijk deel afhankelijk is van het voldoen van de
franchise feesdoor haar franchisenemers. De opmerking over de continuïteit in de jaarrekeningen van 2022 van FFF c.s. 2022 brengt daarom niet zonder meer mee dat [partij B] hierdoor wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat FFF c.s. hun verplichtingen als franchisegever jegens [partij A] niet na zouden komen. Aan het concept franchise is immers inherent dat een franchisegever voor haar continuïteit franchisenemers nodig heeft en voor het verkrijgen van inkomsten afhankelijk is van de door die franchisenemers te betalen
fees. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat FFF c.s. in 2022 zijn opgericht en dat zij eerst vanaf dat jaar franchisenemers aan zich kon binden die
feeszouden betalen. Over de omstandigheid dat [partij A] , althans FC Mall, de eerste franchisenemers van FFF c.s. in Nederland waren, bestond geen onduidelijkheid voor [partij A] . Gelet op dit alles kan niet worden gezegd dat [partij B] de
Beklamel-norm heeft geschonden.
Geen schending Ontvanger/Roelofsen-norm
5.16.
[partij A] stelt verder dat [partij B] de zogenoemde
Ontvanger/Roelofsen-norm heeft geschonden. Volgens [partij A] wist [partij B] , of behoorde hij redelijkerwijs te begrijpen, dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelswijze van FFF c.s. tot gevolg zou hebben dat deze hun contractuele en/of wettelijke verplichtingen niet zouden kunnen nakomen en ook geen verhaal zouden bieden voor de als gevolg daarvan voor [partij A] optredende schade. [partij A] voert in dit verband aan dat [partij B] heeft bewerkstelligd dat FFF c.s. onjuiste en/of onvolledige informatie over de franchiseformule hebben verstrekt, zodat zij artikel 7:913 BW niet zijn nagekomen, en geen verhaal bieden voor de schade die [partij A] lijdt doordat zij door FFF c.s. op het verkeerde been is gezet.
5.17.
De rechtbank overweegt als volgt. [partij B] heeft, zoals hiervoor onder r.o. 5.8. verkort weergegeven, gemotiveerd weersproken dat FFF c.s. onjuiste en/of onvolledige informatie over de franchiseformule hebben verstrekt. In het licht van deze gemotiveerde betwisting, heeft [partij A] onvoldoende onderbouwd dat [partij B] (bewust) erop heeft aangestuurd dat FFF c.s. hun contractuele of wettelijke verplichtingen niet zouden nakomen. De rechtbank heeft hiervoor onder r.o. 5.9. vastgesteld dat [naam 1] de verstrekte informatie anders heeft geïnterpreteerd, onder meer omdat hij ervan uit is gegaan dat de in de NSLS vermelde cijfers daadwerkelijke omzetresultaten betroffen. Hoewel een nadere toelichting van [partij B] bij de verstrekte cijfers en andere toegestuurde documenten mogelijk op zijn plaats was geweest om een verkeerde lezing daarvan te voorkomen, is hiermee nog geen sprake van (bewuste) misleiding. Anders dan in de door [partij A] aangehaalde
Genmed-zaak (Hoge Raad 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1601) aan de orde was, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat [partij B] wist of behoorde te weten dat de onjuistheid en/of onvolledigheid van de door hem verstrekte informatie tot een misleidende voorstelling van zaken bij [partij A] zouden leiden, terwijl voorzienbaar was dat [partij A] door die (onjuiste en/of onvolledige) informatie schade zou lijden. Dat [naam 1] de verstrekte informatie anders heeft opgevat dan door [partij B] was bedoeld, rechtvaardigt niet de conclusie dat sprake is van (ernstig verwijtbaar) onzorgvuldig handelen door [partij B] , laat staan van ernstig verwijtbaar onzorgvuldig handelen waarmee hij bewerkstelligde dat FFF c.s. hun verplichtingen als franchisegever niet zouden nakomen én geen verhaal zouden bieden voor eventueel daardoor geleden schade van [partij A] . Dit betekent dat ook het beroep van [partij A] op de schending van de
Ontvanger/Roelofsen-norm faalt.
Geen bedrog
5.18.
[partij A] heeft ten slotte aangevoerd dat [partij B] onrechtmatig heeft gehandeld, omdat sprake is van bedrog.
5.19.
Artikel 3:44 lid 3 BW bepaalt dat sprake is van bedrog, wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.
5.20.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bedrog. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen, is niet komen vast te staan dat [partij B] bewust onjuiste informatie heeft verstrekt of expres relevante informatie heeft achtergehouden. Daarmee is ook niet gebleken dat [partij B] [partij A] door het doen van opzettelijk onjuiste mededelingen of door het verzwijgen van een feit dat hij verplicht was te melden, heeft bewogen tot het sluiten van een overeenkomst. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten voor een geslaagd beroep op bedrog.
Slotsom
5.21.
De conclusie uit het voorgaande is dat [partij A] onvoldoende heeft onderbouwd dat [partij B] als bestuurder persoonlijk aansprakelijk is jegens haar. Door dit oordeel hoeft de rechtbank niet in te gaan op het verweer van [partij B] , dat [partij A] pas op 29 juni 2023 is opgericht en dat een eventuele vordering gebaseerd op onrechtmatig handelen van [partij B] van vóór die periode niet met de indeplaatstelling is overgegaan van [bedrijfsnaam] op [partij A] . Ook de andere verweren van [partij B] (zoals die ten aanzien van het causaal verband tussen het handelen van FFF c.s. en [partij B] en de gestelde schade van [partij A] ) hoeven niet behandeld te worden. De vorderingen van [partij A] zullen worden afgewezen.
Proceskosten in conventie
5.22.
[partij A] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie betalen. De proceskosten van [partij B] worden begroot op:
- griffierecht
2.723,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.905,00
in voorwaardelijke reconventie
5.23.
De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat de vorderingen in conventie zouden worden afgewezen. Die voorwaarde is vervuld, zodat de rechtbank toekomt aan de beoordeling van de vorderingen in reconventie.
Opheffing van het beslag
5.24.
[partij B] vordert [partij A] te bevelen het ten laste van hem gelegde conservatoire beslag op zijn woning op te heffen, op straffe van een dwangsom. [partij A] voert aan dat zij, nu tegen dit vonnis hoger beroep openstaat, belang heeft bij handhaving van het beslag voor het veiligstellen van verhaalsmogelijkheden. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
5.25.
Artikel 704 lid 2 Wetboek van Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat het beslag van rechtswege vervalt als de eis in de hoofdzaak is afgewezen, indien de afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. [partij B] vordert opheffing van het beslag vóórdat sprake is van kracht van gewijsde.
5.26.
Uit artikel 705 lid 2 Rv volgt dat opheffing van een conservatoir beslag onder meer kan worden bevolen, als summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. De enkele omstandigheid dat de vorderingen in conventie waarvoor de beslagen zijn gelegd worden afgewezen in dit vonnis, rechtvaardigt niet zonder meer het oordeel dat deze vorderingen ondeugdelijk zijn, nu tegen dit vonnis nog hoger beroep openstaat. In een zodanig geval moeten de wederzijdse belangen van partijen worden afgewogen, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt te waarborgen dat verhaal mogelijk zal zijn in het geval een vooralsnog niet vaststaande vordering wordt toegewezen, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade kan worden aangesproken (zie onder meer HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074). Beoordeeld moet dus worden of het belang van [partij B] bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van [partij A] bij handhaving daarvan.
5.27.
[partij B] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat hij het beslag op de woning als vervelend ervaart. Gesteld noch gebleken is echter dat hij zijn woning binnen afzienbare tijd wenst te verkopen of te bezwaren en dat het beslag daaraan in de weg staat. In zoverre ‘knelt’ het beslag naar het oordeel van de rechtbank dus niet. Daartegenover staat het belang van [partij A] bij het behouden van haar verhaalsmogelijkheden. Weliswaar zijn de vorderingen van [partij A] in conventie afgewezen, maar ook voor in eerste aanleg niet-toegewezen vorderingen bestaat belang bij het behouden van een verhaalsmogelijkheid voor het geval deze in hoger beroep alsnog zullen worden toegewezen. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat de verhaalsmogelijkheden van [partij A] voor het overige - gelet op de faillissementen van FFF c.s. - beperkt zijn. De afweging van de wederzijdse belangen leidt daarom niet tot opheffing van het beslag. De reconventionele vordering daartoe zal dan ook worden afgewezen.
Verbod tot leggen van beslag
5.28.
[partij B] vordert verder dat het [partij A] wordt verboden om in de toekomst voor de door haar gepretendeerde vordering opnieuw beslag te leggen. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
5.29.
Uitgangspunt is dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen plaats is voor een algemeen beslagverbod, bijvoorbeeld in het geval dat de beslaglegger klaarblijkelijk misbruik maakt van het recht beslag te leggen. [partij B] heeft onvoldoende onderbouwd dat die situatie zich hier voordoet. Ook zijn geen zwaarwegende belangen aan de kant van [partij B] aangevoerd die een beslagverbod zouden kunnen rechtvaardigen. De vordering tot het opleggen van een verbod tot het opnieuw leggen van beslag zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten in reconventie
5.30.
[partij B] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De proceskosten van [partij A] worden begroot op nihil, omdat [partij A] geen conclusie van antwoord in reconventie heeft genomen en het partijdebat over de reconventie tijdens de mondelinge behandeling beperkt was.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [partij A] af,
6.2.
veroordeelt [partij A] in de proceskosten van € 9.905,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [partij A] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
6.5.
veroordeelt [partij B] in de proceskosten, die aan de zijde van [partij A] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Kelkensberg en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025.
3219