ECLI:NL:RBDHA:2025:18623
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- C. de Jong-Kwestro
- I.E. Moerkerk-van Kersbergen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorzieningen kinderalimentatie in het kader van een bodemprocedure
Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorzieningen inzake kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.W. Kuiper, verzocht de rechtbank om te bepalen dat de man met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2024 een bedrag van € 700,00 per maand dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de kinderen, die bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bodemprocedure aanhangig is waarin de vrouw ook om kinderalimentatie verzoekt.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld op basis van artikel 223 Rv, dat stelt dat een voorlopige voorziening kan worden gevraagd zolang deze samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank concludeert dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, maar moet ook vaststellen of er sprake is van een (spoedeisend) belang. De vrouw heeft aangevoerd dat het nog 34 weken kan duren voordat de bodemprocedure op zitting komt en dat zij alleen voor de kinderen staat zonder financiële bijdrage van de man.
Echter, de rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet kan wachten op de afloop van de bodemprocedure. De enkele stelling dat de man niet bijdraagt in de kosten is niet voldoende om aan te tonen dat er een spoedeisend belang is. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om voorlopige voorzieningen af en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, bijgestaan door mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen, en is uitgesproken op de openbare zitting van 9 oktober 2025.