ECLI:NL:RBDHA:2025:18623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/691667 / FA RK 25-7011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorzieningen kinderalimentatie in het kader van een bodemprocedure

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorzieningen inzake kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.W. Kuiper, verzocht de rechtbank om te bepalen dat de man met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2024 een bedrag van € 700,00 per maand dient te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De ouders hebben gezamenlijk gezag over de kinderen, die bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bodemprocedure aanhangig is waarin de vrouw ook om kinderalimentatie verzoekt.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld op basis van artikel 223 Rv, dat stelt dat een voorlopige voorziening kan worden gevraagd zolang deze samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank concludeert dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, maar moet ook vaststellen of er sprake is van een (spoedeisend) belang. De vrouw heeft aangevoerd dat het nog 34 weken kan duren voordat de bodemprocedure op zitting komt en dat zij alleen voor de kinderen staat zonder financiële bijdrage van de man.

Echter, de rechtbank oordeelt dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet kan wachten op de afloop van de bodemprocedure. De enkele stelling dat de man niet bijdraagt in de kosten is niet voldoende om aan te tonen dat er een spoedeisend belang is. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om voorlopige voorzieningen af en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, bijgestaan door mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen, en is uitgesproken op de openbare zitting van 9 oktober 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-7011
Zaaknummer: C/09/691667
Datum beschikking: 9 oktober 2025

Voorlopige voorzieningen ex 223 Rv (alimentatie)

Beschikking op het op 17 september 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.W. Kuiper te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.

Feiten

- De vrouw en de man hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats] .
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over de kinderen.
- De kinderen verblijven bij de vrouw.
- Bij deze rechtbank is een bodemprocedure aanhangig tot naar de rechtbank begrijpt toekenning van het eenhoofdig gezag aan de vrouw en vaststelling van kinderalimentatie (zaaknummer: C/09/688667).

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt om bij wijze van voorlopige voorzieningen op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te bepalen dat de man met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2024 als bijdrage in de kosten van verzorging en
opvoeding van de kinderen aan de vrouw een bedrag van € 700,00 per maand dient te voldoen, dan wel een zodanig bedrag door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid van dit artikel moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarde dat de gevraagde voorziening samenhangt met het verzoek dat namens de vrouw in de bodemprocedure is ingediend. In de bodemprocedure verzoekt de vrouw namelijk ook om te bepalen dat de man met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2024 als bijdrage in de
kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen aan de vrouw een bedrag van € 700,00 per maand dient te voldoen, dan wel een zodanig bedrag door de rechtbank in
goede justitie vast te stellen. De vrouw is daarom ontvankelijk in haar verzoek, zodat de rechtbank zal overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
(spoedeisend) belang
Vooropgesteld wordt dat voor vaststelling van een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor de duur van de bodemprocedure in het kader van artikel
223 Rv alleen plaats is, als naar het oordeel van de rechtbank een (spoedeisend) belang bestaat, in die zin dat van de vrouw niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
De vrouw stelt dat zij een (spoedeisend) belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ter onderbouwing hiervan voert zij aan dat bij navraag is gebleken dat het nog 34 weken kan duren voordat de zaak op zitting komt. De vrouw stelt dat dit niet van haar kan worden gevraagd omdat zij er alleen voor staat en de man niets bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw in haar verzoek ex artikel 223 Rv onvoldoende haar belang heeft onderbouwd. De enkele stelling dat dat man niet bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is hiertoe onvoldoende. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat sprake is van een situatie dat van de vrouw niet gevergd kan worden dat zij de eindbeslissing in de hoofdzaak afwacht. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om voorlopige voorzieningen te treffen dan ook afwijzen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, bijgestaan door
mr. I.E. Moerkerk-van Kersbergen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting
van 9 oktober 2025.