ECLI:NL:RBDHA:2025:18652
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak
Op 9 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van twee verzoekers, die beiden van dezelfde nationaliteit zijn. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.S. Visser, hadden een aanvraag ingediend die door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoekers hebben aangegeven geen beroep in te stellen tegen de beslissing op het bezwaarschrift dat op 6 mei 2025 door de minister is genomen. Dit betekent dat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit waartegen het verzoek om voorlopige voorziening is ingediend. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om het verzoek niet inhoudelijk te beoordelen en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.