ECLI:NL:RBDHA:2025:18653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.10790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ voor Turkse onderdaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'arbeid in loondienst', maar deze aanvraag werd afgewezen omdat hij niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister het bezwaar van de eiser tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond heeft verklaard. De eiser voerde aan dat hij recht had op vrijstelling van het mvv-vereiste op basis van het Turks associatierecht, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de herinvoering van het mvv-vereiste gerechtvaardigd is door dwingende redenen van algemeen belang, zoals het voorkomen van illegale inreis en verblijf. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10790

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Kurt-Gecoglu),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Epema).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘arbeid in loondienst’ afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op 17 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Als tolk is verschenen M. Pamuk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Op 8 juli 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en het beroep aangehouden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling [1] over het mvv-vereiste [2] voor Turkse onderdanen.
De Afdeling heeft op 1 juli 2025 hierover uitspraak gedaan. [3] Partijen hebben desgevraagd een reactie ingediend.
Met toestemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder nadere zitting. Het onderzoek is gesloten op 3 september 2025.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [datum] 1979 en heeft de Turkse nationaliteit. Op 2 oktober 2023 is namens eiser een aanvraag ingediend voor verblijfsvergunning met het doel ‘arbeid in loondienst’.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet beschikt over een geldige mvv en niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Daardoor voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd.
3. Eiser voert het volgende aan. Verweerder heeft eiser ten onrechte niet vrijgesteld op grond van het Turks associatierecht van het mvv-vereiste. Eiser ontleent rechten aan artikelen 6 en 13 van Besluit 1/80 [4] , omdat hij gedurende zijn verblijf in Nederland daadwerkelijk arbeid heeft verricht. Het mvv-vereiste is een nieuwe beperking in de zin van artikel 13 van Besluit 1/80 en kan dus niet worden gesteld. Eiser wijst verder op de arresten Demir [5] en Yön [6] van het Hof. [7] Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. Het handhaven van het mvv-vereiste getuigt van onevenredige hardheid, nu hij zijn werk zal kwijtraken als hij moet terugkeren naar Turkije om een mvv aan te vragen. Eiser woont al vijftien jaar in Nederland, heeft hier altijd legaal gewerkt en is geïntegreerd in de samenleving. Eiser doet daarom een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Verder is het mvv-vereiste in dit geval geen geschikt middel om effectief beheer van de migratiestromen te waarborgen, nu eiser bij binnenkomst in Nederland op 17 oktober 2018 in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Mvv-vereiste
3. Uit de rechtspraak van het Hof, onder meer in de arresten Tekdemir, [8] Genc [9] en Yön, volgt dat, ondanks de standstill-bepaling, een nieuwe beperking voor Turkse staatsburgers ingevoerd mag worden als deze gerechtvaardigd wordt door dwingende redenen van algemeen belang, geschikt is om de verwezenlijking van de nagestreefde legitieme doelen te waarborgen, en niet verder gaat dan noodzakelijk is om de doelen te verwezenlijken. Ook volgt uit deze rechtspraak dat het effectief beheer van migratiestromen een dwingende reden van algemeen belang kan vormen om het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond in te voeren. Dit geldt ook voor het voorkomen van onrechtmatige binnenkomst en verblijf, en het waarborgen van de succesvolle integratie van onderdanen van derde landen. [10]
4. Verweerder heeft in het verweerschrift van 17 juni 2024 toegelicht dat de herinvoering van het mvv-vereiste als zelfstandige afwijzingsgrond drie dwingende redenen van algemeen belang dient: ten eerste het voorkomen van illegale inreis en binnenkomst, illegaal verblijf en illegale arbeid, ten tweede een effectief beheer van de migratiestromen, en ten derde wordt met de herinvoering het inburgeringsvereiste ondersteund. Aan de voorwaarde dat er een dwingende reden van algemeen belang dient te bestaan, is dus voldaan. De rechtbank merkt hierbij op dat zij zich aansluit bij de overweging van de Afdeling in haar uitspraak van 1 juli 2025 dat het voorkomen van illegale arbeid kan worden gezien als onderdeel van het effectief beheer van de migratiestromen.
5.
Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat het mvv-vereiste in zijn geval geen geschikt middel is om het doel van effectief beheer van migratiestromen te bereiken. Zoals eiser zelf heeft opgemerkt, hebben de Afdeling en het Hof reeds geoordeeld dat het mvv-vereiste een geschikt middel is om effectief beheer van migratiestromen te waarborgen. [11] Het mvv-vereiste stelt verweerder namelijk in staat om voorafgaand aan de feitelijke binnenkomst van de Turkse onderdaan te onderzoeken of aan alle vereisten voor toelating wordt voldaan. Dat eiser bij zijn laatste inreis in Nederland in 2018 in het bezit was van een verblijfsvergunning vormt geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze verblijfsvergunning is ingetrokken bij besluit van 12 april 2019. Eiser had ten tijde van de onderhavige aanvraag dus geen rechtmatig verblijf in Nederland. Daarom is ook in het geval van eiser het mvv-vereiste een geschikt middel om het doel van effectief beheer van de migratiestromen te bereiken en tevens het voorkomen van illegaal verblijf.
6. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat er in het geval van eiser geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die tot de conclusie leiden dat het toepassen van het mvv-vereiste voor hem onevenredig is. Eiser heeft bij de aanvraag en in bezwaar geen bijzondere individuele omstandigheden naar voren gebracht, waarom het in zijn geval niet redelijk zou zijn om te verwachten dat hij in Turkije een mvv aanvraagt. In beroep heeft eiser betoogd dat hij al vijftien jaar in Nederland woont en zijn werk zal kwijtraken bij terugkeer naar Turkije. Verweerder heeft terecht overwogen dat in 2019 aan eiser een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en dat de gevolgen van de voortzetting van het illegale verblijf voor rekening en risico van eiser komen. Het willen voortzetten van illegale arbeid in Nederland heeft verweerder ook terecht niet als bijzondere omstandigheid aangemerkt. Het voorkomen van illegale arbeid is juist een van de dwingende redenen van algemeen belang waarom verweerder het mvv-vereiste weer is gaan toepassen. Voor zover eiser stelt dat hij legaal arbeid heeft verricht, merkt de rechtbank op dat verweerder in het bestreden besluit heeft overwogen dat niet is gebleken dat aan eiser een verblijfssticker is verleend om te mogen werken in Nederland. De niet onderbouwde stelling van eiser dat hij altijd legaal heeft gewerkt in Nederland, wordt dan ook niet gevolgd.
7. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder het mvv-vereiste mogen stellen, nu sprake is van dwingende redenen van algemeen belang, terwijl het mvv-vereiste geschikt is om het nagestreefde doel te waarborgen en, in het geval van eiser, niet verder gaat dan noodzakelijk is. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat geen reden bestond om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste. Omdat eiser niet in het bezit is van een geldige mvv en dit wel een vereiste is voor de gevraagde vergunning is zijn aanvraag terecht afgewezen.

Hoorplicht

8. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn stelling dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase. De rechtbank stelt voorop dat horen een essentieel onderdeel is van de procedure. Toch heeft verweerder in dit geval kunnen afzien van horen in bezwaar. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht afzien van het horen in bezwaar, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend standpunt. Aan die maatstaf is in dit geval voldaan, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Eiser heeft in bezwaar namelijk geen bijzondere individuele feiten en omstandigheden naar voren gebracht. Gelet daarop heeft verweerder terecht bepaald dat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Eiser krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 oktober 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Het vereiste om in het bezit te zijn van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf.
4.Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.
5.Arrest van 7 november 2013, ECLI:EU:C:2013:725.
6.Arrest van 7 augustus 2018, ECLI:EU:C:2018:632.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie.
8.Arrest van het Hof van 29 maart 2017, ECLI:EU:C:2017:239.
9.Arrest van 12 april 2016, ECLI:EU:C:2016:247.
10.Punt 41 van het arrest Demir en punt 56 van arrest Genc.
11.Zie de arresten Demir en Yön van het Hof en de uitspraken van de Afdeling van 30 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4805, en 1 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2935.