ECLI:NL:RBDHA:2025:18682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.21955
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging overdrachtstermijn asielzoeker aan Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van de overdrachtstermijn van een asielzoeker aan Duitsland. De eiser, een Libische nationaliteit, had op 2 januari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Echter, de minister van Asiel en Migratie had op 6 mei 2025 besloten de overdrachtstermijn te verlengen tot achttien maanden, omdat de eiser ondergedoken was. De rechtbank heeft het beroep behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat de eiser op de hoogte was van zijn verplichtingen, maar niet beschikbaar was voor de geplande overdracht. De rechtbank concludeerde dat de verlenging van de overdrachtstermijn rechtmatig was, aangezien de eiser niet had ingelicht over zijn verblijfplaats en niet was verschenen op de opvanglocatie. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21955
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.J. Sojo).

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de overdrachtstermijn voor de overdracht van eiser aan Duitsland wegens onderduiken tot achttien maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1989 en de Libische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 2 januari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij besluit van 13 maart 2025 heeft verweerder de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiser diende vervolgens binnen zes maanden na het claimakkoord van 3 februari 2025 en dus uiterlijk op 3 augustus 2025 te worden overgedragen aan de Duitsland. Het beroep richt zich tegen de kennisgeving van de verlenging van deze termijn.
3. Verweerder heeft de Duitse autoriteiten schriftelijk op 6 mei 2025 bericht dat eiser is ondergedoken en dat de overdrachtstermijn daarom wordt verlengd tot achttien maanden na het claimakkoord. Ter onderbouwing heeft verweerder verwezen naar de meldingen van 2 mei 2025 van het COa [1] dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, en de melding van 6 mei van de DT&V [2] dat eiser zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten. Het dossier bevat schermafdrukken van de registratie van deze meldingen. Ook heeft verweerder het verslag van het met eiser gevoerde vertrekgesprek van 25 april 2025 overgelegd. Daarin is eiser uitgelegd hoe hij zich op de opvanglocatie beschikbaar dient te houden voor vertrek. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft verweerder daarnaast toegelicht dat de geplande overdracht op 26 april 2025 telefonisch aan eiser is meegedeeld op 25 april 2025. Eiser was op 26 april echter niet meer aanwezig op de opvanglocatie en kon om die reden niet worden overgedragen. Eiser heeft verweerder niet ingelicht over zijn verblijfplaats en niet is gebleken dat eiser zich nadien heeft gemeld bij de autoriteiten, aldus verweerder. Dit is ter zitting door de procesvertegenwoordiger van de IND bevestigd.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet hierop terecht heeft geconcludeerd dat eiser is ondergedoken voordat hij binnen de voorgeschreven overdrachtstermijn kon worden overgedragen. Eiser was op de hoogte was van zijn verplichtingen, maar was desondanks niet beschikbaar voor de geplande overdracht op de afgesproken ophaaltijd en -plaats. De overdrachtstermijn is dan ook rechtmatig verlengd tot 18 maanden. De enkele ontkenning van eiser dat hij is geïnformeerd over het tijdstip van de overdracht, is onvoldoende om daaraan te twijfelen. Eiser heeft de overige in het verweerschrift en ter zitting gestelde feiten niet bestreden.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en het proces-verbaal daarvan is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Dienst Terugkeer & Vertrek.