ECLI:NL:RBDHA:2025:18685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.27501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres had op 6 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 27 mei 2025 afgewezen als ongegrond. Op 12 augustus 2025 informeert de minister de rechtbank dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank heeft vervolgens geen zitting gehouden, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend.

De rechtbank overweegt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, dit kan betekenen dat hij of zij geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres op 30 juli 2025 door het COA is geregistreerd als vertrokken en dat zij geen contact meer heeft met haar gemachtigde. De gemachtigde heeft op 28 augustus 2025 bevestigd dat hij geen contact meer kan krijgen met eiseres, maar niet gemachtigd is om de zaak in te trekken.

Gelet op deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiseres geen procesbelang meer heeft en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt en eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27501

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Volckmann),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Zij heeft op 6 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 mei 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
Op 12 augustus 2025 heeft de minister de rechtbank via een brief in het digitale dossier geïnformeerd dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dan kan dat betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem of haar gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank kan het beroep dan niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vreemdeling in dat geval geen procesbelang (meer) heeft. De rechtbank moet daar wel voorzichtig mee omgaan. Als de gemachtigde van de betrokken vreemdeling nog contact onderhoudt met de vreemdeling over het verloop van de procedure, dan mag er in beginsel van uit worden gegaan dat de vreemdeling nog wel procesbelang heeft. Dat is alleen anders als er concrete aanknopingspunten bestaan waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en ook op een andere manier geen actueel of reëel belang meer heeft. [2]
2.1.
Uit de bijlage bij de brief van de minister van 12 augustus 2025 volgt dat eiseres op 30 juli 2025 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) is geregistreerd als vertrokken met onbekende bestemming. Op 8 augustus 2025 heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) geregistreerd dat eiseres zelfstandig de woonruimte heeft verlaten.
2.2.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres op diezelfde dag, 12 augustus 2025, verzocht om te laten weten of hij nog contact met eiseres heeft. De gemachtigde van eiseres heeft vervolgens op 28 augustus 2025 laten weten dat hij geen contact meer met eiseres kan krijgen, maar dat hij niet gemachtigd is om de zaak in te trekken.
3. Uit de omstandigheid dat eiseres volgens informatie van het dossier van het COa met onbekende bestemming is vertrokken, zonder aan de minister te laten weten waar zij verblijft en dat zij geen contact meer onderhoudt met haar gemachtigde, leidt de rechtbank af dat eiseres geen prijs meer stelt op de door haar gezochte internationale bescherming. Daarom heeft eiseres geen belang (meer) bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres niet inhoudelijk beoordeelt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.