ECLI:NL:RBDHA:2025:18764

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.11294
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft verzoekster, een Iraanse nationaliteit met een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 5 maart 2025 het verzoek afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 10 juni 2025 heeft de minister een aanvullende beschikking genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan. In een andere zaak, NL25.11293, is het beroep van verzoekster gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten, vastgesteld op € 907,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai en is openbaar gemaakt, waarbij tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11294

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

geboren op [geboortedatum],
van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 maart 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De minister heeft op 10 juni 2025 een aanvullende beschikking genomen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, in de zaak NL25.11293, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het beroep is daarbij gegrond verklaard met instandlating van de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Omdat het beroep gegrond is verklaard, ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van het verzoek tot een bedrag van € 907,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.