ECLI:NL:RBDHA:2025:18764
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoekster, een Iraanse nationaliteit met een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 5 maart 2025 het verzoek afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 10 juni 2025 heeft de minister een aanvullende beschikking genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 september 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoekster als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft op 13 oktober 2025 uitspraak gedaan. In een andere zaak, NL25.11293, is het beroep van verzoekster gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten, vastgesteld op € 907,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai en is openbaar gemaakt, waarbij tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.