ECLI:NL:RBDHA:2025:18789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
SGR 24/4483
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omgevingsvergunning voor kassencomplex met zonnepanelen in het kasdek

In deze tussenuitspraak van 11 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de bouw van een kassencomplex met zonnepanelen in het kasdek. Eiseres, een glastuinbouwbedrijf, was het niet eens met de afwijzing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp onvoldoende had onderzocht of het bouwwerk in strijd was met de geldende bestemmingsplannen. De rechtbank oordeelde dat het college niet deugdelijk had gemotiveerd dat de zonnepanelen in het kasdek de teelt van tuinbouwgewassen onmogelijk maakten. De rechtbank gaf het college de gelegenheid om de geconstateerde gebreken te herstellen en om in de nieuwe beslissing op bezwaar in te gaan op de vraag of de zonnepanelen vergunningvrij zijn. De rechtbank stelde een termijn van twaalf weken voor het herstel van de gebreken en droeg het college op binnen twee weken te melden of het gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4483
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2025 in de zaak tussen

[bedrijf] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. Plug),
en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp

(gemachtigde: J.C. van Eeden).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
vereniging Glastuinbouw Nederlanduit Zoetermeer (derde-partij).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een kassencomplex met zonnepanelen in het kasdek. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze tussenuitspraak tot het oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht en niet deugdelijk heeft gemotiveerd of het te bouwen bouwwerk in strijd is met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college niet voldoende onderbouwd dat het door de zonnepanelen in het kasdek onmogelijk is om tuinbouwgewassen te kweken. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om de geconstateerde gebreken te herstellen. In de nadere motivering of in de nieuwe beslissing op bezwaar moet het college onder meer ingaan op de vraag of de zonnepanelen in het kasdek van de kassen vergunningvrij zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze tussenuitspraak is gekomen en welke gevolgen deze heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een kassencomplex met bedrijfsruimte en zonnepanelen in het kasdek op het perceel [adres 1] in Nootdorp (het perceel). Het college heeft niet tijdig beslist op de aanvraag, waardoor de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend, hetgeen is bekendgemaakt op 10 augustus 2023. Met het bestreden besluit van 19 april 2024 op het bezwaar van de derde-partij heeft het college besloten de omgevingsvergunning alsnog te weigeren.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [naam 1] , de gemachtigde van eiseres, vergezeld door [naam 2] , de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 3] , en [naam 4] en [naam 5] namens de derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Op 9 maart 2023 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een kassencomplex met bedrijfsruimte (het bouwwerk) op de percelen kadastraal bekend [kadastrale nummers] , plaatselijk bekend als [adres 1] te Nootdorp (het perceel). De kassen worden voorzien van in het kasdek geïntegreerde zonnepanelen. Op 26 mei 2023 is een omgevingsvergunning voor de gevraagde activiteiten verleend. Na het indienen van het bezwaarschrift door de derde-partij is het college gebleken dat de omgevingsvergunning reeds van rechtswege was verleend op 19 mei 2023. Het college heeft het besluit van 26 mei 2023 ingetrokken en de van rechtswege ontstane vergunning op 10 augustus 2023 verzonden en bekend gemaakt.
3.1.
Op 19 februari 2024 heeft de commissie bezwaarschriften van de gemeente Pijnacker-Nootdorp advies uitgebracht over het ingediende bezwaarschrift. Zij heeft het college geadviseerd het bestreden besluit te herroepen en een nieuw besluit op de aanvraag te nemen. Met de beslissing op bezwaar van 19 april 2024 heeft het college besloten het advies van de bezwaarschriftencommissie gedeeltelijk over te nemen, het bezwaar gegrond te verklaren en de van rechtswege verleende omgevingsvergunning te herroepen en de aanvraag alsnog te weigeren. In het separate besluit van 18 april 2024 heeft het college de weigering van de omgevingsvergunning neergelegd.
3.2.
Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat het bouwwerk in strijd is met de geldende bestemmingsplannen en dat niet meegewerkt wordt aan een (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan, omdat geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het college heeft namelijk gerede twijfel of de kassen daadwerkelijk worden opgericht ten behoeve van de glastuinbouw of dat deze slechts worden gebruikt voor het opwekken van energie. Het leveren van energie aan derden is in strijd met het bestemmingsplan en de primaire doelstelling van het duurzaam glastuinbouwgebied. Het toevoegen van gebiedsvreemde functies in dit gebied is op grond van de Omgevingsvisie Pijnacker-Nootdorp 2050 niet toegestaan. Dat zou bovendien een ongewenst precedent scheppen.
Toetsingskader
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 9 maart 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
4.1.
Op het perceel golden ten tijde van het bestreden besluit de volgende bestemmingsplannen:
- het bestemmingsplan “Duurzame Glastuinbouwgebieden” (bestemmingsplan 1);
- het bestemmingsplan “1e herziening Duurzame Glastuinbouwgebieden” (bestemmingsplan 2);
- het bestemmingsplan “Partiële herziening Agrarische Glastuinbouwbestemmingen” (bestemmingsplan 3);
- het bestemmingsplan “Parapluplan 2022”;
- het bestemmingsplan “Paraplubestemmingsplan archeologie”.
Is sprake van een glastuinbouwbedrijf?
5. Eiseres stelt dat sprake is van een glastuinbouwbedrijf, omdat het op te richten bouwwerk is aan te merken als kas en zij zich bedrijfsmatig met het telen van tuinbouwgewassen zal bezighouden. De enkele omstandigheid dat het dak van de kassen is voorzien van zonnepanelen maakt niet dat geen sprake meer zou zijn van een kas. In de kassen zullen met name stamrozen, dahlia’s en kerststerren worden geteeld. De enkele omstandigheid dat met de zonnepanelen op de kassen ook elektriciteit wordt opgewekt, betekent niet dat geen sprake meer is van een volwaardig glastuinbouwbedrijf. De zonnepanelen hebben ook een agrarische functie, omdat ze fungeren als scherminstallaties. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst eiseres op het rapport ‘Volwaardigheid Kwekerij De Koning Nootdorp’ van VEK Adviesgroep van 26 juni 2024 (het rapport van VEK Adviesgroep).
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het bouwwerk in strijd is met bestemmingsplan 1, omdat het niet onder de definitie van glastuinbouw valt. Er is geen sprake van een kas in lijn met de definitie zoals opgenomen in bijlage I van de Omgevingsverordening Zuid-Holland (de Omgevingsverordening). Ook heeft het college gerede twijfel dat het bouwwerk primair bedoeld is om als kas te functioneren. Het bouwwerk wordt met name opgericht om energie op te wekken. Dit blijkt volgens het college uit het feit dat het dak van het kassencomplex voor bijna 90% met zonnepanelen wordt bedekt, waardoor een normale glastuinbouwproductie niet meer mogelijk is. Daarnaast bedraagt de opbrengst van de zonnepanelen bijna 40% van de totale inkomsten van het glastuinbouwbedrijf. De kas wordt slechts vijf maanden per jaar gebruikt ten behoeve van de teelt van planten. Het college neemt voorts in aanmerking dat eiseres eerder een kas met een kasdek van zonnepanelen heeft aangevraagd en vergund gekregen aan de [adres 2] in Delfgauw. Deze omgevingsvergunning blijkt na onderzoek ten onrechte als in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan te zijn verleend. Die vergunning is inmiddels onherroepelijk. Naar nu blijkt, laat het kasdek van die kas minder licht toe dan vooraf gedacht. Eiseres heeft voor een deel van die kas voor een periode van anderhalf jaar ontheffing gevraagd om de kas te mogen gebruiken als opslag. Deze aanvraag is ingediend nadat een deel van de kas aan de [adres 2] op onder andere Funda te huur werd aangeboden voor opslag. Ten slotte betrekt het college dat eiseres eerder een verzoek heeft ingediend voor de bouw van een zonneveld.
5.2.
Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat 90% van het dak van de kas bedekt zal worden met zonnepanelen. Ter zitting heeft eiseres verder onweersproken naar voren gebracht dat gedurende zeven maanden wel en gedurende vijf maanden niet geteeld zal worden in de kassen.
5.3.
Op grond van bestemmingsplan 1 rustte op het perceel, voor zover hier van belang, de bestemming “Agrarisch – Glastuinbouw”. Op grond van artikel 4.1, aanhef en onder a, van de planregels van bestemmingsplan 1 zijn de voor deze bestemming aangewezen gronden aangewezen voor glastuinbouwbedrijven.
In de begripsbepalingen van bestemmingsplan 1 is in artikel 1.28 opgenomen dat onder glastuinbouw wordt verstaan: de bedrijfsmatige teelt van tuinbouwgewassen met behulp van kassen.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat in de planregels van de onder 4.1 genoemde bestemmingsplannen geen definitie is opgenomen van het begrip “kas”. Ook anderszins blijkt uit de bestemmingsplannen niet wat daaronder moet worden verstaan. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) eerder heeft overwogen [1] , moet voor de betekenis van een begrip, bij gebrek aan aanknopingspunten in het bestemmingsplan en de plantoelichting voor de wijze waarop een in het bestemmingsplan opgenomen begrip moet worden uitgelegd, aansluiting worden gezocht bij hetgeen in het algemeen spraakgebruik daaronder wordt verstaan en dat daarbij de betekenis zoals deze in de “Van Dale” is gegeven mag worden betrokken. In de Van Dale wordt “kas” omschreven als een “glazen gebouw(tje) voor het trekken en kweken van planten, bloemen en vruchten”.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat het college voor de definitie van het begrip “kas” aansluiting heeft gezocht bij de begripsbepalingen zoals opgenomen in de Omgevingsverordening. Hoewel het college voor de betekenis van het begrip “kas” had moeten aansluiten bij wat daaronder in het algemeen spraakgebruik wordt verstaan, geldt voor zowel de definitie daarvan in de Van Dale als die in de Omgevingsverordening dat het in elk geval moet gaan om een bouwwerk van glas voor de teelt van gewassen.
5.6.
Anders dan het college, is de rechtbank van oordeel dat het bouwwerk is aan te merken als een kas. Eiseres heeft onweersproken naar voren gebracht dat het bouwwerk is gemaakt van een gangbare stalen kasconstructie als onderbouw, gecombineerd met een gangbaar kasdeksysteem, bestaande uit aluminium kasgoten, aluminium roeden en een nok. De zonnepanelen zijn geen gangbare zonnepanelen, maar zogenaamde kasdekruiten met diffuus glas, waarin de PV-cellen zijn geïntegreerd. De omstandigheid dat de zonnepanelen rechtstreeks in het kasdek worden geplaatst, laat onverlet dat de kassen en het kasdek gemaakt zijn van glas. Eiseres wenst de kassen te gebruiken voor de teelt van gewassen, met name stamrozen, dahlia’s en kerststerren.
5.7.
Gelet op het voorgaande, slaagt het betoog van eiseres dat het op te richten bouwwerk is aan te merken als kas.
5.8.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] moet bij toetsing van een bouwwerk aan een bestemmingsplan niet alleen worden beoordeeld of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar ook of het bouwwerk daadwerkelijk met het oog op het toegestane gebruik wordt gebouwd. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd is met de bestemming als redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of ook zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden die de bestemming toestaat.
5.9.
De rechtbank overweegt dat het aan het college is om te onderbouwen dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de kassen uitsluitend of mede zullen worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden die de bestemming toelaat, te weten het bedrijfsmatig telen van tuinbouwgewassen.
5.10.
Het college stelt zich op het standpunt dat een normale glastuinbouwproductie niet mogelijk zou is, omdat de kassen voor 90% met zonnepanelen worden bedekt. Nog daargelaten dat onduidelijk is wat onder “normale” glastuinbouwproductie moet worden verstaan, overweegt de rechtbank dat de planregels van de onder 4.1 genoemde bestemmingsplannen geen nadere eisen stellen aan de soorten te telen tuinbouwgewassen en of deze veel licht nodig hebben of juist weinig. Ook worden er geen voorwaarden gesteld aan de wijze waarop wordt geteeld. Het is dus aan de glastuinbouwondernemer om te bepalen welke gewassen hij in zijn kassen wil gaan telen, op welke wijze en in welke periode van het jaar.
5.11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college niet onderbouwd dat de teelt van de beoogde gewassen niet mogelijk is in de te bouwen kassen met zonnepanelen. In het bestreden besluit heeft het college zich weliswaar op het standpunt gesteld dat nog niet bekend is welke soort teelt er in de kassen gaat plaatsvinden, maar dat is onjuist, omdat eiseres in bezwaar in reactie op vragen van het college al heeft aangegeven dat zij sierteeltgewassen wil gaan telen die weinig zonlicht nodig hebben, zoals stamrozen. In beroep heeft eiseres bovendien een rapport van VEK Adviesgroep overgelegd waarin uiteen wordt gezet dat de teelt zal bestaan uit stamrozen, dahlia’s en kerststerren en waarin wordt geconcludeerd dat sprake is van een volwaardig glastuinbouwbedrijf. Het college heeft dit rapport niet bestreden en ook geen tegenrapport overgelegd waaruit blijkt dat het onmogelijk is om genoemde gewassen in de beoogde kassen met zonnepanelen te telen.
5.12.
Wat het college heeft aangevoerd over de verhouding tussen de inkomsten van de teelt en de inkomsten van de zonnepanelen is niet relevant, omdat daarmee niet aannemelijk wordt gemaakt dat er geen teelt in de kassen mogelijk is.
5.13.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de verwijzing naar de kas aan de [adres 2] ook niet onderbouwd dat het niet mogelijk is om de beoogde gewassen te telen in de kassen met zonnepanelen. Ter zitting heeft eiseres onweersproken naar voren gebracht dat de kas aan de [adres 2] weliswaar ook is voorzien van een kasdek met geïntegreerde zonnepanelen, maar dat de opstelling van de zonnepanelen anders is dan die in het bouwwerk, omdat de zonnepanelen verder uit elkaar liggen dan die in de kas aan de [adres 2] , waardoor sprake is van meer lichtdoorlatendheid. Eiseres heeft voorts te kennen gegeven dat er zonnepanelen uit het kasdek van de kas aan de [adres 2] zijn weggehaald en dat daarin in het voorjaar proefopstellingen met gewassen zijn gedaan die succesvol zijn geweest. Hoewel het college betwist dat er proefopstellingen in die kas zijn uitgevoerd, blijkt uit een door de derde-partij ter zitting overlegde foto dat er een proefopstelling aan de zijgevel van de kas heeft plaatsgevonden. Voor zover het college stelt dat uit de foto kan worden afgeleid dat het telen van gewassen in die kas slechts mogelijk is vanwege lichtinval door de zijgevel van die kas, overweegt de rechtbank dat het college met deze enkele stelling niet heeft onderbouwd dat het beoogde bouwwerk ongeschikt is voor het telen van de beoogde gewassen.
5.14.
In reactie op de stelling van het college dat de kassen slechts vijf maanden in het jaar gebruikt zullen worden voor de teelt van gewassen, heeft eiseres ter zitting toegelicht de kassen zeven maanden in het jaar daarvoor te willen gebruiken. De rechtbank stelt vast dat de bestemmingsplannen geen eisen stellen aan het aantal maanden in het jaar dat de kassen gebruikt moeten worden om als kas aangemerkt te kunnen worden.
5.15.
Met betrekking tot de eerder door eiseres ingediende aanvraag voor een zonneveld, overweegt de rechtbank ten slotte dat die niets te maken heeft met het bouwwerk en ook geen antwoord geeft op de vraag of dit bouwwerk geschikt is voor het telen van gewassen.
5.16.
Gelet op het voorgaande slaagt het betoog van eiseres ook voor het overige. Er is geen reden om aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden die de bestemming toelaat, te weten als glastuinbouwbedrijf voor de bedrijfsmatige teelt van tuinbouwgewassen in kassen.
Zijn de zonnepanelen vergunningvrij?
6. Eiseres betoogt dat voor het plaatsen van de zonnepanelen op grond van artikel 2, onderdeel 6, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) geen omgevingsvergunning nodig is. Het college heeft dat niet onderkend. Zij wijst in dit verband op een uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 maart 2025 [3] waarin werd geoordeeld dat zonnepanelen op een op te richten tuinbouwkas vergunningvrij zijn.
6.1.
In het bestreden besluit heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de zonnepanelen strijd opleveren met bestemmingsplan 3, omdat zij niet vallen onder de toegestane installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie ter plaatse van de geldende bestemming “Agrarisch-Glastuinbouw”.
In reactie op het betoog van eiseres heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de zonnepanelen niet vergunningvrij zijn, omdat het bouwplan in zijn geheel beoordeeld moet worden. Aangezien de kassen in strijd zijn met de ter plaatse geldende bestemming, kunnen daarop niet vergunningvrij zonnepanelen worden geplaatst.
6.2.
Ter zitting heeft de derde-partij gewezen op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 20 augustus 2024 [4] waarin zonnepanelen op een bouwwerk niet vergunningvrij konden worden opgericht.
6.3.
Met bestemmingsplan 3 is aan artikel 4.1 van bestemmingsplan 1 onderdeel f toegevoegd. Op grond van dit onderdeel zijn de voor “Agrarisch-Glastuinbouw” aangewezen gronden ook bestemd voor:
installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie door middel van aardwarmte (geothermie) en/of door middel van warmte-koude opslag in de bodem (WKO), waarvan de energie geheel of gedeeltelijk wordt aangewend ten behoeve van glastuinbouw, met dien verstande dat andere installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie niet zijn toegestaan, met uitzondering van:
1. installaties en/of voorzieningen ten behoeve van het opwekken van energie voor normaal huishoudelijk gebruik,
2. reeds legaal aanwezige, alsook de nog niet aanwezige maar al wel vergunde, installaties en/of voorzieningen voor het opwekken van energie,
3. installaties en/of voorzieningen voor het opwekken van energie uitsluitend ten behoeve van de glastuinbouw die dienen ter vervanging van legale/vergunde bestaande installaties en/of voorzieningen, mits sprake is van soortgelijke installaties en/of voorzieningen op dezelfde plek of op grotere afstand van woningen en waarbij de (milieu)gevolgen voor het werk-, woon- en leefklimaat gelijk blijven of afnemen.
6.4.
Op grond van artikel 2.3, tweede lid, van het Bor is in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo geen omgevingsvergunning vereist voor de categorieën gevallen in artikel 2 van bijlage II van het Bor. Dit brengt met zich dat de van toepassing zijnde bestemmingsplannen niet in de weg staan aan bouwactiviteiten die aan de in artikel 2 van bijlage II van het Bor gestelde eisen voldoen.
6.5.
Op grond van artikel 2, onderdeel 6, van bijlage II van het Bor is een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. indien op een schuin dak:
1°. binnen het dakvlak,
2°. in of direct op het dakvlak, en
3°. hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak,
indien op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk aan hoogte collector of paneel, en
indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water of het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie aan de binnenzijde van een bouwwerk is geplaatst.
6.6.
Op grond van artikel 5, tweede lid, van bijlage II van het Bor is artikel 2 niet van toepassing op een activiteit die plaatsvindt in, aan, op of bij een bouwwerk dat in strijd met artikel 2.1 van de Wabo is gebouwd of wordt gebruikt.
6.7.
De rechtbank overweegt dat de zonnepanelen op grond van artikel 2, onderdeel 6, van bijlage II van het Bor vergunningvrij zijn als de kassen waarop deze worden geplaatst niet in strijd met artikel 2.1 van de Wabo worden gebouwd of gebruikt. Nu de rechtbank in 5.11 heeft geoordeeld dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat er een reden is om aan te nemen dat de kassen uitsluitend of mede zullen worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden die de bestemming toelaat, is het vooralsnog niet uitgesloten dat de zonnepanelen vergunningvrij kunnen worden geplaatst.

Conclusie en gevolgen

7. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het college onvoldoende heeft onderzocht en niet deugdelijk heeft gemotiveerd of het bouwwerk in strijd is met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen.
7.1.
Ingevolge artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de rechtbank het college daarom in de gelegenheid stellen om de in deze uitspraak geconstateerde gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.
7.2.
Voor zover het college zijn standpunt handhaaft dat het te bouwen bouwwerk door de zonnepanelen in het kasdek niet gebruikt kan worden voor de teelt van tuinbouwgewassen, dient het college in de nadere motivering of in de nieuwe beslissing op bezwaar in te gaan op het door eiseres ingediende rapport van VEK Adviesgroep. Bij betwisting van dat rapport dient het college daarop, gelet op de daarvoor benodigde expertise, te reageren met een rapport van een teeltdeskundige. Ter zitting heeft het college naar voren gebracht dat het rapport van VEK Adviesgroep niet voor een tegenadvies aan de Agrarische Beoordelingscommissie (ABC) kon worden voorgelegd, omdat eiseres daaraan geen medewerking wilde verlenen. De rechtbank ziet niet in waarom de medewerking van eiseres nodig is voor het inschakelen van een teeltdeskundige. Voor zover het college de ABC niet kan inschakelen, zal hij een andere deskundige op het gebied van het telen van gewassen moeten benaderen.
7.3.
Voor zover het college bij zijn standpunt blijft dat het bouwwerk in strijd is met de geldende bestemmingsplannen en het college geen medewerking wil verlenen aan het afwijken daarvan, zal het college ook in moeten gaan op het geldende beleid en wat er is opgenomen in de Omgevingsvisie Pijnacker-Nootdorp over duurzame energieopwekking en de mogelijkheid om zonnepanelen op kassen te plaatsen.
7.4.
Voor zover het college bij strijdigheid met de geldende bestemmingsplannen alsnog medewerking wil verlenen aan het bouwwerk, overweegt de rechtbank dat bestemmingsplan 1 geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kent. Ook biedt de zogenaamde kruimelgevallenregeling als bedoeld in artikel 4 van bijlage II bij het Bor geen mogelijkheid om medewerking te verlenen aan het bouwplan. In dat geval resteert alleen de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo, waarop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. Voor zover het college een nieuwe beslissing op bezwaar zal nemen, ziet de rechtbank aanleiding om overeenkomstig artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de voorbereiding van het nieuwe besluit niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb hoeft te geschieden. Dit betekent dat het college, met inachtneming van deze uitspraak, een besluit over de omgevingsvergunning kan nemen zonder dat hieraan voorafgaand een ontwerp daarvan ter inzage hoeft te worden gelegd.
7.5.
De rechtbank bepaalt dat het college in de nadere motivering of in de nieuwe beslissing op bezwaar ook moet ingaan op de vraag of de zonnepanelen, in het licht van het wat hierover in 6.3 tot en met 6.7 is overwogen, vergunningvrij zijn.
7.6.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7.7.
Gelet op artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb, draagt de rechtbank het college op haar uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak, kenbaar te maken of het gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres de gelegenheid bieden te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook indien het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep van eiseres.
7.8.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
7.9.
Tot slot wijst de rechtbank erop dat tegen deze tussenuitspraak nog geen hoger beroep open staat. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met een eventueel hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025.
De rechter is niet in staat de uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze tussenuitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2401.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1841.