ECLI:NL:RBDHA:2025:18791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 1003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over naheffingsaanslag parkeerbelasting en aanmeldduur

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, had een naheffingsaanslag ontvangen van de gemeente Den Haag, omdat zijn voertuig op 11 november 2024 geparkeerd stond zonder dat er parkeerbelasting was voldaan. De gemeente handhaafde de naheffingsaanslag na bezwaar, wat leidde tot het beroep van eiser. Tijdens de zitting op 16 juli 2025 werd duidelijk dat de parkeerlocatie een maximale aanmeldduur van 120 minuten had, maar dat dit niet gelijkstond aan de maximale parkeerduur. Eiser stelde dat hij binnen de toegestane tijd had geparkeerd, maar de rechtbank oordeelde dat hij na de aanmeldduur opnieuw parkeerbelasting had moeten voldoen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiser niet had voldaan aan de verplichting om zijn voertuig opnieuw aan te melden na de maximale aanmeldduur. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees proceskosten af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 25/1003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 december 2025 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2025.
Namens eiser is mevrouw [naam] (kantoorgenoot van gemachtigde) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. L.S. Veenstra.

Overwegingen

Feiten
1. Op 11 november 2024 om 13:03 uur stond de auto met kenteken
VNJ-46-R (de auto) geparkeerd aan de [straatnaam] ter hoogte van nummer [huisnummer] te Den Haag (de locatie). De locatie is door het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente aangewezen als een plaats waar door middel van een geldige parkeervergunning of tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormeld tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en geen geldige parkeervergunning was aangemeld. Naar aanleiding daarvan is aan eiser een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 79,30 bestaande uit € 2,60 aan parkeerbelasting en € 76,70 aan kosten voor de naheffing.
Geschil
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Eiser voert aan dat maximaal 120 minuten mocht worden geparkeerd. De parkeerbelasting voor de 120 minuten is voldaan en voor het parkeren na ommekomst van de 120 minuten kan daarom geen naheffingsaanslag worden opgelegd
.Eiser verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 11 maart 2022 (ECLI:NL:HR:2022:346).
5. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien eiser op moment van constatering geen parkeerbelasting had voldaan. Op de parkeerlocatie geldt een maximale aanmeldduur van 120 minuten, wat niet gelijk staat aan de maximale parkeerduur. In de [straatnaam] staat het maximum van 120 minuten op een parkeerbord en op een parkeerautomaat. Na het verstrijken van deze 120 minuten had eiser zich opnieuw moeten aanmelden.
Beoordeling van het geschil
6. Artikel 225, aanhef en eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat in het kader van de parkeerregulering een belasting kan worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij of krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
7. In dit geval hebben burgemeester en wethouders van Den Haag krachtens de Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting Den Haag 2022 bepaald dat op de locatie van maandag tot en met zaterdag van 10:00 tot 24:00 uur en zondag van 13:00 tot 24:00 uur tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd, waarbij een maximale aanmeldduur van 120 minuten geldt.
8. Onder maximale aanmeldduur moet iets anders worden verstaan dan onder maximale parkeerduur. [1] Uit het arrest van 11 maart 2022 kan worden afgeleid dat indien een belastingplichtige slechts voor een bepaalde maximale duur mag parkeren, hij niet gehouden is ook voor de tijd daarna parkeerbelasting op aangifte te voldoen, ook niet indien de feitelijke parkeerduur langer is. In het geval van eiser was het echter wel degelijk toegestaan om na afloop van de maximale aanmeldduur te blijven parkeren, mits daarvoor opnieuw op aangifte parkeerbelasting zou worden voldaan. Eiser had dus na ommekomst van 120 minuten het kenteken opnieuw moeten aanmelden en opnieuw parkeerbelasting moeten voldoen. Dit was technisch ook mogelijk. Nu eiser dat niet heeft gedaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
9. Dat, zoals eiser stelt, in de app en op de bebording niet expliciet is opgenomen dat opnieuw kan worden aangemeld, doet aan het voorgaande niet af. In de app staat kennelijk nog steeds vermeld dat op de locatie een maximale parkeerduur van 120 minuten geldt. Dat de app eiser niet heeft gewaarschuwd dat hij de auto opnieuw moest aanmelden, is voor het overige een kwestie tussen eiser en de aanbieder van de app, die niet van belang is voor de beoordeling van de naheffingsaanslag. De tekst “max parkeerduur” geeft weliswaar aan dat na verloop van 120 minuten het betaald parkeren wordt beëindigd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat het een parkeerder vrij staat zijn auto daarna te laten staan zonder parkeerbelasting te voldoen. [2] Op een parkeerder rust de onderzoeksplicht om zich voorafgaand aan het parkeren zo goed mogelijk te informeren over de ter plaatse geldende belastingplicht.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits rechter, in aanwezigheid van mr. M.D. Plukaard, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 27 februari 2025. ECLI:NL:GHDHA:2025:321.
2.Gerechtshof Den Haag 27 februari 2025. ECLI:NL:GHDHA:2025:321.