In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser, een Turkse nationaliteit houder, was opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 10 januari 2025 was genomen, gaf eiser een vertrektermijn van vier weken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar zowel eiser als verweerder zijn niet verschenen op de zitting van 11 juli 2025, waardoor het onderzoek op die datum is gesloten. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan terugkeren naar Turkije vanwege een reëel risico op vervolging en dat hij bescherming nodig heeft. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Ararat, waarin het beginsel van non-refoulement wordt benadrukt. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft doorgevraagd naar de asielmotieven van eiser en geen adequate refoulementbeoordeling heeft verricht. Hierdoor is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het terugkeerbesluit en wijst erop dat de rechtsgevolgen niet in stand kunnen worden gelaten, omdat verweerder niet op de zitting is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 907,-.