ECLI:NL:RBDHA:2025:18903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.47132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van artikel 59b Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de bewaring noodzakelijk werd geacht voor de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt maar zijn identiteit niet heeft aangetoond. Eiser heeft op 25 september 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat de maatregel van bewaring oplegde. Tijdens de zitting op 8 oktober 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich niet aan de Vreemdelingenwetgeving heeft gehouden en dat er een risico bestaat dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft de gronden voor de bewaring, zowel zwaar als licht, als feitelijk juist en voldoende gemotiveerd beoordeeld. Eiser voerde aan dat er een lichter middel had moeten worden toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat dit niet mogelijk was. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.47132

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 8 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder terecht overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van eisers asielaanvraag. [1] Eiser heeft zijn identiteit niet aangetoond. Ook is sprake van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, hetgeen de rechtbank hieronder zal bespreken. Verweerder was daarom bevoegd tot het opleggen van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw.
3. Verweerder heeft ter onderbouwing van het onttrekkingsrisico als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware en lichte gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig (lichte gronden) ook voldoende zijn gemotiveerd. Voor deze gronden geldt dat zij de maatregel van bewaring kunnen dragen.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel heeft toegepast. Verweerder had moeten motiveren waarom eiser niet in een procesbeschikbaarheidslocatie (pbl) in Ter Apel zoals bedoeld in artikel 56 van de Vw is geplaatst. Vreemdelingen zoals eiser die een asielaanvraag hebben ingediend kunnen namelijk daar worden geplaatst.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om het genoemde risico op onttrekking aan het toezicht te ondervangen. In het geval van plaatsing in een pbl blijft verweerder afhankelijk van eisers medewerking. Eiser heeft in het verleden laten zien dat hij daar niet op kan worden vertrouwd, omdat hij meerdere keren met onbekende bestemming is vertrokken. Verder is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien voor een lichter middel.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie artikel 5.1c, eerste en tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vb.
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.