ECLI:NL:RBDHA:2025:18961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 6096
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening gebiedsverbod tijdens feestweek in Lisse

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 september 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een gebiedsverbod is opgelegd door de burgemeester van [plaats 1]. Het gebiedsverbod geldt voor de jaarlijkse feestweek in Lisse, van 18 tot en met 25 september 2025. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij toegangsbewijzen had gekocht voor evenementen in het aangewezen gebied. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoeker aangedragen belangen voornamelijk financieel van aard waren en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in financiële problemen zou komen. Bovendien werd overwogen dat verzoeker zijn werkgever kon vragen om zijn verlofdagen anders in te zetten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en dat er geen reden was om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 september 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/6096
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 september 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening van
[verzoeker], te [woonplaats] , verzoeker
(gemachtigde mr. L.A.L. van de Ven),
tegen

de burgemeester van [plaats 1] , verweerder

(gemachtigde: M. Streefland).

Inleiding

1.1.
Verweerder heeft verzoeker met het (primaire) bestreden besluit van
16 september 2025 een gebiedsverbod opgelegd voor een gebied in de gemeente [plaats 1] , zoals is afgebakend op de bij dit bevel gevoegde plattegrond, met onmiddellijke ingang tot en met 26 september 2025 om 09:00 uur. [1]
1.2.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Hij heeft de voorzieningenrechter op 18 september 2025 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft met een verweerschrift gereageerd op het verzoek.
1.4.
Verzoeker heeft gereageerd op het verweerschrift en verweerder heeft gereageerd met een aanvullend verweerschrift.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op 19 september 2025 omstreeks 12.00 uur gesloten. Dit is aan partijen kenbaar gemaakt met de mededeling dat de beslissing van de voorzieningenrechter op 19 september 2025 om 13.30 uur bekend zal worden gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting uitspraak te doen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
De (jaarlijkse) feestweek in [woonplaats] wordt gehouden van 18 tot en met
25 september 2025. [2]
2.2.
In de bestuurlijke rapportage van de politie van 15 september 2025 is vermeld dat de politie verzoeker op 13 september 2025, aan het einde van de feestweek in [plaats 2] , heeft aangetroffen achter de balie van een horecagelegenheid op de Herenstraat in [plaats 2] . Verzoeker mocht zich daar niet bevinden, hij heeft de politie gezegd dat hij daar gewoon bleef staan en dat de politie zich er niet mee moest bemoeien. Verzoeker was zichtbaar onder invloed van alcohol. Verzoeker liep op enig moment weg met versnelde pas, pakte een pizzaschep en heeft buiten met de pizzaschep staan zwaaien. Dit kwam bedreigend over op het overige uitgaanspubliek. Verzoeker gaf gehoor aan de mededeling van de politie dat hij de schep moest laten vallen, maar hij ging fysiek het gevecht aan met de politie. Daarop heeft de politie hem moeten overmeesteren, waarbij door verzoeker een raam van een andere horecagelegenheid is vernield. Verzoeker heeft geschopt en geslagen naar de politie en geprobeerd om los te komen. Verzoeker is in verband met het incident op 13 september 2025 aangehouden en hij heeft een gebiedsverbod gekregen voor het resterende weekend. In de rapportage is voorts vermeld dat verzoeker betrokken is geweest bij het volgende:
  • op 23 september 2023, tijdens de feestweek in [woonplaats] , hebben getuigen verzoeker aangewezen als betrokkene bij een incident, waarbij een andere persoon is mishandeld (met meerdere vuistslagen op het hoofd). Verzoeker was aanwezig bij het incident, maar zijn moeder heeft later laten weten dat niet verzoeker maar een vriend de mishandeling heeft gepleegd;
  • op 26 september 2024 is verzoeker door de beveiliging uit een feesttent in [woonplaats] gezet, omdat hij heeft gevochten en een persoon op het hoofd zou hebben geslagen. Verzoeker wordt gezien met personen die later in 2025 een gebiedsverbod hebben gekregen voor de najaarsfeesten in 2025;
  • tijdens het Bloemencorso in [woonplaats] in 2025 was verzoeker in gezelschap van enkele jongeren die betrokken waren bij een mishandeling en een vechtpartij bij een cafetaria. Drie van hen hebben inmiddels een gebiedsverbod opgelegd gekregen voor het Bloemencorso van 2026. De politie was doende om één van die jongeren te controleren. Verzoeker heeft luid geschreeuwd tegen de politie en zich openlijk met het handelen van de politie bemoeid. Hij heeft gezorgd voor onrust en een onveilig gevoel bij omstanders. Verzoeker is weggehaald door vrienden, waarmee is voorkomen dat hij werd aangehouden.
De politie acht het niet wenselijk dat verzoeker zich de komende dagen nog verder op de najaarsfeesten van [woonplaats] en [plaats 3] [3] kan begeven. Verzoeker wordt vaak gezien in relatie tot een groep anderen die al een verbod voor de najaarsfeesten hebben gekregen.
2.3.
Verweerder heeft het bestreden besluit genomen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
3.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
3.2.
Voorop moet worden gesteld dat een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Dit ligt anders wanneer aannemelijk is gemaakt dat een financiële noodsituatie dreigt. [4]
4.1.
Verzoeker heeft als spoedeisend belang aangevoerd dat dit weekend in het aangewezen gebied meerdere feesten en evenementen plaatsvinden, waarvoor hij al toegangsbewijzen heeft gekocht. Hij lijdt schade door het bestreden besluit.
Verzoeker heeft daartoe een screenshot van één betalingsbewijs ingezonden voor een ticket voor “ [woonplaats] Draaft Door Zaterdag” van € 27,50. Verder heeft verzoeker een screenshot ingezonden van een chatbericht waarin hij toestemming krijgt van een derde, mogelijk zijn werkgever, op zijn vraag of hij vrijaf kan krijgen “van 24 tot en met 29 september 2025 (daar zit een weekend tussen). De 29ste is op maandag”.
De voorzieningenrechter overweegt dat de door verzoeker aangedragen belangen overwegend financieel van aard zijn. Met betrekking tot de kosten van het toegangskaartje wordt het standpunt van verweerder gevolgd dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het toegangskaartje niet kan doorverkopen, waarmee hij deze schade kan beperken. Met betrekking tot de vrije dagen van verzoeker wordt overwogen dat niet al het opgegeven verlof binnen de feestweek valt. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat verzoeker zijn werkgever kan vragen om de betreffende dagen wel te mogen werken of de vrije dagen op een andere manier kan benutten. Ook daarmee kan verzoeker zijn financiële schade beperken. Zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien dat verzoeker in de financiële problemen zou kunnen raken. Eventuele schade kan worden verhaald als achteraf in een bodemprocedure blijkt dat het ten aanzien van verzoeker genomen besluit onrechtmatig is.
4.2.
Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat hij door het gebiedsverbod wordt uitgesloten van een belangrijk sociaal evenement, waar hij lange tijd naar heeft uitgekeken, en dat het voor een jongvolwassene een onevenredig zware sanctie is.
De voorzieningenrechter overweegt dat dit standpunt niet gelijk maakt dat er een spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
4.3.
De omstandigheid dat verzoeker momenteel niet in staat is om een bezoek te brengen aan de supermarkt en aan vrienden/familie die wonen in het aangewezen gebied, maakt evenmin dat er een spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dit standpunt is in het geheel niet onderbouwd. Verweerder wordt gevolgd in diens standpunt dat verzoeker eventueel bij andere supermarkten binnen de gemeente [woonplaats] boodschappen kan doen en op een andere locatie kan afspreken met zijn vrienden/familie.
5. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft, kan de door verzoeker gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven.
Verzoeker stelt dat hij niet voor de vermeende feiten is veroordeeld en dat daarom niet ondubbelzinnig vaststaat dat de feiten zijn gebeurd zoals in het gebiedsverbod wordt omschreven. Dat hier (nog) geen sprake is van een strafrechtelijke veroordeling is echter geen vereiste voor het kunnen opleggen van een gebiedsverbod. Het betreft hier een afzonderlijke bevoegdheid van verweerder wanneer personen de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren. Het gebiedsverbod is opgelegd vanwege de betrokkenheid van verzoeker - al dan niet met anderen - bij incidenten tijdens feestweken in de Bollenstreek. Met het recente voorval wordt het beeld van verzoeker als ordeverstoorder bevestigd en heeft verweerder in dit geval mogen aannemen dat sprake is van een ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde tijdens de onderhavige feestweek. Verder volgt uit wat is aangevoerd niet op voorhand dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 september 2025.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet.
2.Zie openbare informatie op het internet, bijvoorbeeld op de website [website] .
3.Onder de gemeente [plaats 3] valt onder meer het dorp [plaats 2] .
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:91.