In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 september 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een gebiedsverbod is opgelegd door de burgemeester van [plaats 1]. Het gebiedsverbod geldt voor de jaarlijkse feestweek in Lisse, van 18 tot en met 25 september 2025. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij toegangsbewijzen had gekocht voor evenementen in het aangewezen gebied. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoeker aangedragen belangen voornamelijk financieel van aard waren en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in financiële problemen zou komen. Bovendien werd overwogen dat verzoeker zijn werkgever kon vragen om zijn verlofdagen anders in te zetten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en dat er geen reden was om de voorlopige voorziening toe te wijzen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 september 2025.