ECLI:NL:RBDHA:2025:18963

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
NL23.20598 en NL23.34025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-tijdige besluitvorming met onbekende bestemming

In deze zaak heeft eiser op 17 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 22 oktober 2020. De minister van Asiel en Migratie heeft op 9 oktober 2023 de asielaanvraag van eiser afgewezen. Eiser heeft vervolgens opnieuw beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechtbank heeft besloten beide zaken gezamenlijk te behandelen en heeft deze aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen van de Raad van State over statushouders in Griekenland. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om te reageren op de beantwoording van deze vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Eiser heeft echter geen contact meer gehad met zijn gemachtigde en is met onbekende bestemming vertrokken.

De rechtbank heeft de verzoeken van verweerder om de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland, gezien zijn vertrek zonder contact met zijn gemachtigde. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang. De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, omdat er sprake was van het niet tijdig nemen van een besluit. De proceskosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De rechtbank heeft de beroepen met nummers NL23.20598 en NL23.34025 niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.20598 en NL23.34025

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 17 juli 2023 beroep (NL23.20598) ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 22 oktober 2020.
In het besluit van 9 oktober 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op dit besluit. In weerwil hiervan heeft eiser opnieuw beroep (NL23.34025) ingesteld tegen het besluit van 9 oktober 2023. De rechtbank heeft meegedeeld de beide zaken gezamenlijk te behandelen.
De rechtbank heeft de zaken aangehouden in afwachting van de prejudiciële vragen zoals gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de verwijzingsuitspraak van 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3275, over statushouders Griekenland.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de beantwoording van deze prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest van 26 maart 2025, ECLI:EU:C:2024:52. Vervolgens heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om een onderzoek op te starten bij de Griekse autoriteiten. In reactie op de vraag of daartoe een ondertekende toestemmingsverklaring van eiser zal worden overgelegd, heeft eisers gemachtigde meegedeeld geen contact meer met eiser te hebben.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verweerder heeft in zijn schrijven van 25 maart 2025 primair verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Eisers gemachtigde heeft in haar schrijven van 25 september 2025 meegedeeld geen problemen te zien voor het afsluiten van de zaak. De rechtbank doet gelet hierop uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb.
2. Voor zover de zaak nog betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit moet worden vastgesteld dat met het besluit van 9 oktober 2023 daaraan is tegemoetgekomen. Voor zover de zaak betrekking heeft op dat besluit, moet worden vastgesteld dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland. Hij is namelijk met onbekende bestemming vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank zal de beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaren wegens gebrek aan procesbelang.
3. Omdat ten tijde van het eerste beroepschrift sprake was van het niet tijdig nemen van een besluit, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Hierbij is van belang dat verweerder in weerwil van de eerdere uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 augustus 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:8864, niet binnen zestien weken na die uitspraak alsnog een besluit heeft genomen. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met nummer NL23.20598 met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien dit beroepschrift alleen zag op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen met nummers NL23.20598 en NL23.34025 niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 14 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.