ECLI:NL:RBDHA:2025:19014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.42713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die werd vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had op 3 september 2025 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. Eiser heeft vervolgens op 4 september 2025 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar heeft geen gronden van beroep vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser op 16 september 2025 verzocht om de gronden binnen vijf werkdagen in te dienen, maar hierop is niet gereageerd. Op 30 september 2025 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat het beroep was ingesteld om de termijn veilig te stellen, maar er zijn geen gronden ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzuim niet verschoonbaar is en heeft daarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.42713

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 3 september 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift de gronden van beroep. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, kan ingevolge artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. Eiser heeft geen gronden van beroep vermeld in het beroepschrift van 4 september 2025. De rechtbank heeft eiser om deze reden bij bericht van 16 september 2025 verzocht om de gronden alsnog binnen vijf werkdagen in te dienen. Daarbij is aan eiser medegedeeld dat het beroep anders niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Er zijn daarop geen gronden ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank eiser op 30 september 2025 de gelegenheid geboden om toe te lichten waarom de gronden van beroep niet zijn ingediend. Op 30 september 2025 heeft de gemachtigde van eiser gemeld dat het beroep is ingesteld om de termijn veilig te stellen. Overname door een andere advocaat is uitgebleven.
3. Niet is gebleken dat het verzuim verschoonbaar is. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, , en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).