Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 14 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit, genomen op 17 december 2024, weigerde verzoeker een reguliere verblijfsvergunning. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting beoordeeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat, hoewel verzoeker niet expliciet heeft aangegeven welke voorlopige voorziening hij vraagt, het verzoek moet worden opgevat als een verzoek om opschorting van de rechtsgevolgen van het primaire besluit, dat verzoeker verplicht terug te keren naar Turkije. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn beroep op het associatierecht tussen de Europese Unie en Turkije en dat er geen kans van slagen is voor het bezwaar.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Tevens is het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer AWB 25/1017 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van connexiteit. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.