ECLI:NL:RBDHA:2025:1907
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Dublinverordening en rechtsgeldigheid van de verlenging van de overdrachtstermijn in asielprocedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening. Eiser, geboren in Afghanistan, had op 18 oktober 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar verweerder, de Minister van Asiel en Migratie, achtte Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank heeft overwogen dat de Dublinverordening strikte termijnen kent voor de overdracht van asielzoekers aan de verantwoordelijke lidstaat. Eiser betwistte de rechtsgeldigheid van de verlenging van de overdrachtstermijn, die verweerder had aangevoerd op basis van het onderduiken van eiser. De rechtbank concludeert dat de enkele brief van verweerder aan de Kroatische autoriteiten volstaat om de overdrachtstermijn te verlengen, en dat eiser op het moment van verlenging ondergedoken was.
Eiser voerde aan dat er tekortkomingen in het Kroatische asielsysteem zijn en dat hij risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na overdracht in een dergelijke situatie zal geraken. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat verweerder bevoegd is om eiser over te dragen aan Kroatië. De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven en is openbaar gemaakt op 13 februari 2025.