ECLI:NL:RBDHA:2025:19076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.22414
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van homoseksuele Oegandees afgewezen wegens ongeloofwaardigheid van seksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025, wordt het beroep van eiser, een homoseksuele man uit Oeganda, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. Eiser had op 27 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 13 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, maar dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid niet consistent en geloofwaardig zijn. Eiser heeft verklaard dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid problemen heeft ondervonden in Oeganda, maar de rechtbank vindt dat de minister terecht twijfels heeft over de geloofwaardigheid van deze verklaringen. De rechtbank concludeert dat eiser niet in grote lijnen geloofwaardig is en dat de afwijzing van zijn asielaanvraag terecht is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. De rechtbank wijst de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.22414 (beroep) en NL25.22415 (voorlopige voorziening).
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Ook wordt uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening dat eiser heeft ingediend.
1.1
Eiser heeft op 27 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 13 mei 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL25.22414) ingesteld.
1.4
Ook heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening (NL25.22415) te treffen.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, E.O. Tackey als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft de Oegandese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Hij is van school gestuurd nadat hij op een schoolfeest was betrapt met [naam 2] , met wie hij destijds een relatie had. Eiser moest van zijn ouders trouwen met een vrouw, die hem heeft verkracht en twee kinderen van hem heeft gekregen. Later kreeg hij een relatie met [naam 3] , voor wie hij op een boerderij werkte. Nadat een medewerker hen heeft betrapt, heeft eiser Oeganda verlaten.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
eisers problemen vanwege zijn seksuele gerichtheid.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar zijn seksuele gerichtheid en de problemen die daaruit voortvloeien niet. Eisers verklaringen over zijn gerichtheid vormen namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel, nu hij op verschillende punten tegenstrijdig, ongerijmd en oppervlakkig heeft verklaard. [2] Daarnaast heeft eiser zonder goede verklaring niet zo snel mogelijk asiel aangevraagd en kan hij niet in grote lijnen als geloofwaardig worden beschouwd. [3] Hij heeft namelijk in eerste instantie ontkend dat hij een broer heeft in Nederland, terwijl deze broer eerder voor hem een nareisprocedure heeft gestart. Eiser heeft daarom geen gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin [4] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [5] Verweerder verklaart eisers aanvraag kennelijk ongegrond omdat hij niet zo snel mogelijk asiel heeft aangevraagd.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Hij heeft namelijk moeite met het onthouden van data en vanwege zijn cultuur vindt hij het lastig om uitgebreid te verklaren over zijn gerichtheid. Eiser heeft daarnaast wel degelijk genoeg inzicht gegeven in zijn geaardheid en problemen en verweerder mocht hem niet tegenwerpen dat hij te weinig kennis zou hebben over de situatie van LHBTI’ers in Oeganda en in Nederland. Verweerder mocht ook niet onaannemelijk vinden dat eiser door zijn vrouw is verkracht, nu mannen juist regelmatig slachtoffer zijn van seksueel geweld, ook door vrouwen. [6] Daarnaast heeft eiser wel verklaard waarom hij zijn asielaanvraag pas laat heeft ingediend, namelijk dat hij verbleef bij zijn partner en dacht dat hij zijn verblijfsrecht zou regelen. Tot slot mocht verweerder eiser niet tegenwerpen dat hij niet in grote lijnen geloofwaardig is enkel omdat hij in eerste instantie heeft verklaard dat hij geen broer heeft. Verweerder mocht eisers asielaanvraag daarom niet afwijzen en mocht hem ook geen terugkeerbesluit opleggen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.

Het referentiekader van eiser

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eisers referentiekader voldoende betrokken in de beoordeling van eisers seksuele gerichtheid. Allereerst vindt de rechtbank van belang dat de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat verweerder met zijn werkwijze voor de beoordeling van de seksuele gerichtheid in algemene zin voldoende rekening houdt met het referentiekader van betrokkenen. [7] De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze werkwijze in het geval van eiser ook juist heeft toegepast. Zo heeft eiser tijdens de gehoren voldoende kans gekregen om zijn asielrelaas toe te lichten, waarbij verweerder op belangrijke punten genoeg heeft doorgevraagd. Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt daarnaast dat verweerder aandacht heeft besteed aan wat van eiser mag worden verwacht in het licht van zijn referentiekader. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog dat ook van een vreemdeling uit een land waar LHBTI-gerichtheid niet is geaccepteerd, mag worden verwacht dat hij inzicht kan geven in een denkproces over zijn gerichtheid. In dit beleid van verweerder is rekening gehouden met de omstandigheid dat het in dergelijke landen niet gangbaar is om uitgebreid over seksuele gerichtheid te spreken. Ook eisers betoog dat verweerder er niet genoeg rekening mee heeft gehouden dat eiser moeite heeft met data, slaagt niet. Verweerder heeft er in dit kader op mogen wijzen dat uit het medisch advies over eiser blijkt dat hij moeite heeft met exacte data, maar wel bij benadering data kan plaatsen bij gebeurtenissen. In het bestreden besluit heeft verweerder ook niet van eiser verwacht dat hij exacte data benoemt, maar slechts tegengeworpen dat hij belangrijke gebeurtenissen zoals zijn eerdere relaties niet op een globale tijdlijn kan plaatsen.
De gemaakte geloofwaardigheidsbeoordeling
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de seksuele gerichtheid van eiser en de problemen daarmee niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ten eerste mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat eiser vaag heeft verklaard over hoe hij zich heeft gerealiseerd dat hij op mannen valt en hoe hij dit heeft geaccepteerd. Zo heeft eiser niet duidelijk gemaakt wat zijn gedachtes waren toen hij erachter kwam dat hij op jongens valt en heeft hij wisselend verklaard over of hij dit direct heeft geaccepteerd. Ook mocht verweerder betrekken dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn gevoelens voor [naam 2] en hoe hun relatie zich heeft ontwikkeld. Zo heeft eiser er geen inzicht in kunnen geven waarom hij [naam 2] leuk vond en heeft hij verschillend verklaard over wanneer [naam 2] voor het eerst heeft gezegd dat hij eiser aantrekkelijk vond. Ook heeft verweerder erop mogen wijzen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn relatie met [naam 3] , nu hij zowel heeft verklaard dat hij enkele maanden bij [naam 3] heeft verbleven en in die periode een relatie met hem had, als dat zij anderhalf jaar lang een relatie hadden. Ook mocht verweerder het ongerijmd vinden dat eiser – eenmaal weg uit Oeganda – de contactgegevens van [naam 3] uit zijn telefoon heeft verwijderd, omdat de opslag van zijn telefoon vol zou zijn geweest. Verweerder heeft ook mogen betrekken dat eiser weinig kennis heeft over de LHBTI-gemeenschap in Oeganda. Daar komt bij dat eiser zich pas na hier een jaar te verblijven is gaan verdiepen in de LHBTI-gemeenschap in Nederland. Ter zitting heeft verweerder zijn tegenwerping, dat niet geloofwaardig is dat eiser als man slachtoffer geworden kan zijn geweest van verkrachting door zijn vrouw, laten vallen. Verweerder mocht zich echter op het standpunt stellen dat dit er niet aan afdoet dat eiser ongerijmd heeft verklaard over dit misbruik, nu uit eisers verklaringen niet duidelijk wordt waarom hij niet het gesprek met zijn vrouw hierover is aangegaan.
9. De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder eiser als niet in grote lijnen geloofwaardig mocht beschouwen. In de Vreemdelingencirculaire is opgenomen:
‘Als de vreemdeling in deze of een andere procedure verklaringen aflegt die dusdanig ongeloofwaardig zijn dat ze de geloofwaardigheid van de vreemdeling in zijn algemeenheid aantasten, kan de vreemdeling worden beschouwd als niet geloofwaardig in grote lijnen. [8]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met verwijzing naar eisers verklaringen over zijn broer kunnen concluderen dat eiser niet in grote lijnen als geloofwaardig beschouwd kan worden. Uit het gehoorverslag blijkt immers dat eiser eerst heeft ontkend dat hij iemand met de naam van zijn broer kent en dat hij eerder een aanvraag heeft ingediend, en dit pas heeft toegegeven nadat de hoormedewerker hem hier nadrukkelijk mee heeft geconfronteerd. [9] Dat een situatie als deze niet in het beleid staat opgesomd als reden om een vreemdeling als niet in grote lijnen geloofwaardig te beschouwen, verandert dit oordeel niet. De in het beleid opgesomde omstandigheden zijn namelijk slechts voorbeelden. De beroepsgronden slagen niet.
Kennelijk ongegrond
10. Eiser is Nederland in februari 2022 in gereisd. Hij heeft pas een jaar later, op
27 februari 2023, asiel aangevraagd. Verweerder mocht de verklaring van eiser voor deze late aanvraag, dat hij de noodzaak van een aanvraag eerder niet inzag, ontoereikend vinden. Dit geldt temeer nu eisers broer al eerder een asielprocedure in Nederland heeft doorlopen. Verweerder mocht eiser dan ook tegenwerpen dat hij niet aanstonds asiel heeft aangevraagd en de asielaanvraag om die reden kennelijk ongegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
12. Het verzoek om een voorlopige voorziening worden buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van de vereiste connexiteit [10] .
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en de uitspraak is verzonden op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De verzenddatum van deze uitspraak staat hierboven vermeld.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.
2.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw 2000.
3.Zie artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d en e van de Vw 2000.
4.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Eiser verwijst naar centrumseksueelgeweld.nl/mannen/ en www.mannenmishandeling.nl/magazine/seksueel-geweld-tegen-mannen/
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:341.
8.Zie paragraaf C1/4.3.2.5 van de Vc 2000.
9.Zie pagina 4 en 5 van het verslag nader gehoor.
10.Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).