ECLI:NL:RBDHA:2025:19080

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/692889 / KG RK 25-1389
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van verzoeker in civiele procedures zonder behandelend rechter

Op 16 oktober 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker. Dit verzoek werd ingediend op 7 oktober 2025 en betreft de rechter in drie civiele procedures, die nog niet in behandeling zijn genomen omdat het griffierecht niet is voldaan. De verzoeker stelt dat hij recht heeft op vrijstelling van het griffierecht, maar de rechtbank oordeelt dat er nog geen behandelend rechter is, aangezien de hoofdzaken zich nog niet in het stadium bevinden waarin een rechter is toegewezen. De wrakingskamer verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek, omdat er geen omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van een rechter in gevaar zouden kunnen brengen. De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/65
zaak- /rekestnummer: C/09/692889 / KG RK 25-1389
Beslissing van 16 oktober 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Per e-mail van 7 oktober 2025 heeft verzoeker een (voorwaardelijk) wrakingsverzoek ingediend. Verder heeft de wrakingskamer van verzoeker op 13 oktober 2025 drie e-mails ontvangen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek heeft betrekking op de rechter in de procedures met zaaknummers 11896997 RP VERZ 25-50736, 11896998 RP VERZ 25-50737 en 11896999 RP VERZ 25-50738 (hierna: de hoofdzaken). De hoofdzaken betreffen drie door verzoeker ingediende verzoekschriften tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor.
2.2.
Verzoeker heeft in zijn e-mailbericht van 7 oktober 2025 het volgende geschreven:
“LS,
Hierbij het verzoek om vrijstelling/verlaging/uitstel van het griffierecht in de volgende 3 zaken:1) 11896997 ( [naam 1] )
2) 11896998 ( [naam 2] )
3) 11896999 ( [naam 3] )
Zoals u bekend, heb ik deze discussie al gewonnen: Vgl. Rb. Den Haag d.d. 2 mei 2022, #9555795, r.o. 4.1.
U dient mij überhaupt in de gelegenheid te stellen om mij uit te laten over de vrijstelling. Ongemotiveerd afwijzen (ECLI:NL:HR:1993:ZC0986) levert voorwaardelijke wraking op. (ECLI:NL:HR:2020:155)
Over deze discrepantie tussen wettelijke betaaltermijnen en mijn recht op bijzondere bijstand via de gemeente, klaagde ik al eerder succesvol bij de Nationale Ombudsman in 2017 en die legde u destijds al uit dat u de termijnen met mij af dient te stemmen, dossier# DS:201607410.
Graag zsm uw bevestigingen.”

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit het voorgaande volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak inhoudelijk behandelt.
3.2.
Het wrakingsverzoek is gedaan in een drietal civiele verzoekschriftprocedures. Een dergelijke procedure begint met het door een verzoeker indienen van een verzoekschrift bij de rechtbank. Na ontvangst van het verzoekschrift wordt verzoeker door de rechtbank verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen. In beginsel wordt een verzoek pas nadat het griffierecht is voldaan aan een rechter toegewezen.
3.3.
Verzoeker heeft het griffierecht in de hoofdzaken niet voldaan, omdat hij van mening is dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van het griffierecht. Vooralsnog bevinden de hoofdzaken zich nog niet in het stadium waarin de zaken aan een rechter zijn toegewezen. Er is dus nog geen behandelend rechter bekend. De wrakingskamer zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn wrakingsverzoek.
3.4.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
 verzoeker;
 de voorzitter van team kanton van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.M. Krans, A.M.A. Keulen en E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.L. van Nooijen-Kühler en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.