ECLI:NL:RBDHA:2025:1910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 16 december 2024 aan partijen laten weten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft op 11 augustus 2024 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar had eerder al aanvragen ingediend in Griekenland en Kroatië. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Kroatië die zijn terugname onmenselijk of vernederend zouden maken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Demirtas),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft partijen op 16 december 2024 laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn.
1.2.
Eveneens op 16 december 2024 heeft de minister laten weten dat eiser, volgens het COa, met onbekende bestemming is vertrokken.
1.3.
De rechtbank heeft vervolgens de gemachtigde van eiser op 20 december 2024 verzocht om binnen één week aan te geven of hij nog contact onderhoudt met eiser.
1.4.
De gemachtigde van eiser heeft dezelfde dag, op 20 december 2024, aan de rechtbank laten weten dat hij nog contact heeft met eiser.
1.5.
Omdat partijen niet, in reactie op het bericht van de rechtbank van 16 december 2024, om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Op 11 augustus 2024 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac blijkt dat eiser eerder een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Griekenland op 10 juli 2024 en in Kroatië op 3 augustus 2024. Nederland heeft 5 september 2024 de autoriteiten van Kroatië verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. De autoriteiten van Kroatië hebben daarop niet binnen twee weken gereageerd en daarom staat sinds 20 september 2024 de verantwoordelijk van Kroatië vast op grond van artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening.
Toetsingskader
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Heeft eiser nog procesbelang?
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van
1 juli 2024 [2] overwogen dat een vreemdeling belang heeft bij zijn beroep als uit recente informatie van zijn gemachtigde van na de melding met onbekende bestemming vertrokken (MOB) blijkt dat deze nog contact onderhoudt met de vreemdeling over de procedure. Met het bericht van 20 december 2024 (zie onder 1.4) heeft de gemachtigde van eiser aan de rechtbank laten weten dat hij nog contact heeft met eiser. Gelet daarop heeft eiser nog procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Kan ten aanzien van Kroatië uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
Tekortkomingen asiel en opvang, persoonlijke ervaringen en bijzondere kwetsbaarheid
7. Eiser betoogt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en het opvangsysteem in Kroatië, zoals ook volgt uit de landeninformatie. Hij betoogt dat de bewijslast dat na overdracht niet wederom een schending van artikel 4 van het Handvest zal plaatsvinden moet worden omgekeerd en dat de bewijsdrempel moet worden verlaagd, of dat de minister om individuele garanties moet vragen. Eiser werd in Kroatië namelijk niet goed behandeld. Hij werd aangehouden, vastgehouden en mensonterend behandeld. Hij moest daar vingerafdrukken afstaan en daarna werd aangegeven dat het voor een crimineel onderzoek was, waarna ze eiser op straat hebben gezet. Ook was er geen tolk aanwezig en ook geen rechtshulp. Eiser is blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen. De minister heeft niet aangegeven dat niet uitgegaan wordt van de juistheid van zijn verklaringen. Zijn verklaringen passen ook bij de informatie zoals uit openbare bronnen volgt. Eiser heeft niet het vertrouwen gekregen dat de Kroatische autoriteiten zich zullen houden aan de Europese richtlijnen. Eiser moet dan ook worden gezien als kwetsbare asielzoeker, omdat deze gebeurtenissen in Kroatië traumatisch voor hem zijn geweest waardoor hij psychische klachten ervaart.
7.1.
Het uitgangspunt van de Dublinverordening is dat de minister er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen, waaronder het EVRM en de Opvangrichtlijn, zal nakomen. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in het algemeen of in zijn specifieke geval niet kan en dat in Kroatië sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Daarbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. Eiser is daarin niet geslaagd. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit Eurodac blijkt dat eiser een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Kroatië en dat ervan uit mag worden gegaan dat deze informatie juist is. Eisers betoog dat hij geen asielaanvraag heeft ingediend omdat werd gezegd dat de vingerafdrukken voor crimineel onderzoek waren doet daaraan niet af. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat als eiser vindt dat de autoriteiten van Kroatië onrechtmatig hebben gehandeld door hem naar eigen zeggen op straat te zetten en doordat er geen tolk aanwezig was, hij daarover moet klagen bij de geëigende instanties in Kroatië. Niet is gebleken dat eiser daartoe niet in staat was of dat dit bij voorbaat zinloos was. Dit geldt ook ten aanzien van eisers betoog dat er geen rechtshulp aanwezig was. Eisers verklaringen over wat hij heeft meegemaakt in Kroatië en over de situatie aldaar leiden ook niet tot de conclusie dat sprake is van structurele tekortkomingen van de asielprocedure in Kroatië. De beroepsgrond slaagt niet.
Detentie en pushbacks
8. De rechtbank overweegt verder dat wat eiser in beroep heeft betoogd ten aanzien van detentie en pushbacks hij reeds eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Omdat de minister hier in het bestreden besluit uitgebreid op in is gegaan en eiser in beroep niet heeft toegelicht waarom de reactie van de minister tekortschiet, slaagt deze grond niet.
Heeft de minister in redelijkheid geen toepassing hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
9. De minister heeft in de gestelde omstandigheden (zie onder 7) geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De minister heeft, anders dan eiser betoogt, voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken van zodanig bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht naar Kroatië van een zodanige onevenredige hardheid getuigt dat de minister het asielverzoek van eiser aan zich had moeten trekken. Zonder nadere toelichting of onderbouwing, en die ontbreekt, valt niet in te zien dat de minister eisers aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht in behandeling had moeten nemen omdat eiser, door wat hij in Kroatië heeft meegemaakt, een kwetsbare asielzoeker is. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bijzonder kwetsbaar is. [4] Hoezeer ook begrijpelijk dat eiser zeer is geraakt door de behandeling die hij in Kroatië stelt te hebben gehad, ontbreekt in het aanmeldgehoor, de zienswijze en de beroepsgronden een onderbouwing van een bijzondere kwetsbaarheid daardoor.
Enkele verwijzing naar de zienswijze
10. Eiser verzoekt om wat eerder in de procedure is aangevoerd en overgelegd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de minister hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser in beroep niet toelicht waarom de reactie van de minister tekortschiet, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door hem beoogde resultaat.
Strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
11. Eisers betoog dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en
onvoldoende is gemotiveerd, omdat het bestreden besluit algemeen is geformuleerd volgt de rechtbank niet. De minister licht puntsgewijs en voldoende uitgebreid toe waarom hij eisers betoog in de zienswijze niet volgt.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4037, recent bevestigd in haar uitspraak van 11 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4576.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:223.