In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de aanvraag op 16 augustus 2023 heeft ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag had moeten beslissen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing pas na het verstrijken van de termijn is genomen. Eiser heeft de minister op 21 november 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, maar heeft deze termijn verlengd naar een totaal van zestien weken, waarbij de minister binnen acht weken na de uitspraak een gehoor omtrent de asielmotieven van eiser moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank eiser een vergoeding van € 453,50 voor proceskosten toegekend, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen de gestelde termijnen alsnog een besluit te nemen.