ECLI:NL:RBDHA:2025:1923
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië van toepassing is, en dat er sprake is van motiveringsgebrek. De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, zoals bevestigd door eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in Kroatië sprake is van structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank wijst erop dat de minister de asielaanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken, en dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Kroatië onevenredig hard zou zijn. Eiseres heeft niet onderbouwd dat Kroatië niet in staat zou zijn om de benodigde medische en psychische zorg te bieden aan haar en haar baby. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding zag om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.