In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. K.R. Taha, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag die op 1 januari 2025 is ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. Volgens de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland pas vanaf 31 januari 2025 verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de beslistermijn eindigde op 31 juli 2025. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 10 juli 2024 prematuur was, voldeed het beroep niet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.