ECLI:NL:RBDHA:2025:19253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.34462
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. K.R. Taha, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag die op 1 januari 2025 is ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld. Volgens de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Nederland pas vanaf 31 januari 2025 verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, waardoor de beslistermijn eindigde op 31 juli 2025. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 10 juli 2024 prematuur was, voldeed het beroep niet aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34462

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,V-nummer: [nummer],(gemachtigde: mr. K.R. Taha),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 1 januari 2025.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk?
2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] Eiser heeft de minister gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld. [4]
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw vangt bovengenoemde beslistermijn aan wanneer overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
4. Eiser heeft de asielaanvraag ingediend op 1 januari 2025. Uit de stukken in het dossier blijkt dat Nederland met ingang van 31 januari 2025 verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. [5] De beslistermijn eindigde in het geval van eiser op 31 juli 2025.
5. Dat betekent dat de beslistermijn nog niet is verstreken en de ingebrekestelling van 10 juli 2024 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van A.W. Landman, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
7.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder b van de Awb.
5.Artikel 42, zesde lid, van de Awb.