Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de Minister van Asiel en Migratie,
(gemachtigde: mr. H. Toonders).
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die eerder op 14 januari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder, op 27 januari 2025, in een andere zaak (NL25.2155) geoordeeld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en had de minister bevolen deze per direct op te heffen. Eiser werd op 28 januari 2025 feitelijk in vrijheid gesteld, maar stelde beroep in tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en vroeg om schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat het feitelijk voortduren van de bewaring, ondanks de eerdere uitspraak, moet worden aangemerkt als een handeling van de minister waartegen bezwaar openstaat. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om inhoudelijk in te gaan op de vraag of de maatregel te laat was opgeheven en of er recht op extra schadevergoeding bestond. Het beroep werd dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank besloot dat het beroepschrift van eiser ter behandeling als bezwaarschrift aan de minister moest worden doorgezonden, conform artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).