ECLI:NL:RBDHA:2025:1929

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die eerder op 14 januari 2025 door de Minister van Asiel en Migratie in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had eerder, op 27 januari 2025, in een andere zaak (NL25.2155) geoordeeld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en had de minister bevolen deze per direct op te heffen. Eiser werd op 28 januari 2025 feitelijk in vrijheid gesteld, maar stelde beroep in tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en vroeg om schadevergoeding.

De rechtbank oordeelde dat het feitelijk voortduren van de bewaring, ondanks de eerdere uitspraak, moet worden aangemerkt als een handeling van de minister waartegen bezwaar openstaat. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om inhoudelijk in te gaan op de vraag of de maatregel te laat was opgeheven en of er recht op extra schadevergoeding bestond. Het beroep werd dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank besloot dat het beroepschrift van eiser ter behandeling als bezwaarschrift aan de minister moest worden doorgezonden, conform artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4023
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. H. Toonders).

Procesverloop

De minister heeft op 14 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Bij uitspraak van 27 januari 2025 (in de zaak NL25.2155) heeft deze rechtbank en zittingsplaats het daartegen beroep gegrond verklaard, de maatregel vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig geacht en aan eiser schadevergoeding toegekend. Uit de overwegingen1 van de uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring per direct moet worden opgeheven.
De minister heeft eiser op 28 januari 2025 feitelijk in vrijheid gesteld.
Eiser heeft op 28 januari 2025 tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding. De minister heeft een voortgangsrapportage en een verweerschrift overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eisers beroep strekt ertoe dat niet tijdig gevolg is gegeven aan de uitspraak van
27 januari 2025. Deze is op 27 januari 2025 om 15:27 uur gedaan en eiser is pas op
28 januari 2025 om 9:30 uur feitelijk in vrijheid gesteld. Eiser verzoekt daarom om nog één dag schadevergoeding toe te kennen.
1. Rechtsoverweging 1
2. Volgens vaste rechtspraak2 moet het feitelijk voortduren van een bewaringsmaatregel ondanks dat de rechtbank heeft bevolen tot opheffing, worden aangemerkt als een met een beschikking gelijk te stellen handeling van de minister ten aanzien van de vreemdeling.3 Tegen een dergelijke beschikking staat bezwaar open, alvorens beroep kan worden ingesteld. 4 De rechtbank is dan ook niet bevoegd om inhoudelijk in te gaan op de vraag of de maatregel van bewaring te laat is opgeheven en of er (extra) schadevergoeding moet worden toegekend.
3. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
4. Het door eiser ingediende beroepschrift tegen het feitelijk voortduren van de bewaring na de uitspraak van 27 januari 2025, zal met toepassing van artikel 6:15 van de Awb aan de minister worden doorgezonden ter behandeling als bezwaarschrift.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2011:BT7114
3 Als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw 2000

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van
A.F. Klomp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 februari 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.