ECLI:NL:RBDHA:2025:19308

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.48963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Algerijnse vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De maatregel was op 15 juli 2025 opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de rechtmatigheid van de maatregel beoordeeld. Eiser refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Algerijnse autoriteiten nog geen laissez-passer hebben verstrekt, maar dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

ERECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.48963

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de minister van Asiel en Migratie,

Procesverloop

Verweerder heeft op 15 juli 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 7 augustus 2025 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, op 6 augustus 2025.
4. Eiser refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het voorduren van de maatregel van bewaring.
5. Uit de door verweerder overgelegde stukken volgt dat de Algerijnse autoriteiten nog geen laissez-passer (LP) hebben verstrekt. Niet is echter gebleken van feiten of omstandigheden om aan te nemen dat het zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. Verder heeft verweerder ook over de afgelopen periode voldoende voortvarend gehandeld door periodiek bij de Algerijnse autoriteiten navraag te doen naar de afgifte van een LP en door met eiser vertrekgesprekken te houden. Een op 11 september 2025 geplande presentatie is op initiatief van eiser geannuleerd, terwijl een goede reden daarvoor niet is gesteld of gebleken. Verder kan, gezien de verslagen van de met eiser gehouden vertrekgesprekken op 12 augustus en 12 september, niet worden gezegd dat eiser zijn volledige medewerking geeft aan zijn terugkeer.
6. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 oktober 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.