ECLI:NL:RBDHA:2025:19350

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/690924 / FA RK 25-6611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorzieningen inzake alimentatie door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen inzake alimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. van Doorn, verzocht de rechtbank om de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind, dat sinds 1 mei 2025 bij hem verblijft, op nihil te stellen. De man stelde dat hij niet in staat was om naast de verblijfskosten voor het kind ook de alimentatie aan de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Odink, te betalen. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek samenhangt met de hoofdvordering in de bodemprocedure. Echter, de rechtbank oordeelde dat de man onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn (spoedeisend) belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De enkele stelling dat hij niet de financiële middelen heeft om de alimentatie te betalen, werd als onvoldoende beschouwd. De rechtbank wees het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen af, omdat niet was aangetoond dat de man niet kon wachten op de eindbeslissing in de hoofdzaak. De beschikking werd uitgesproken op de openbare zitting van 19 september 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-6611
Zaaknummer: C/09/690924
Datum beschikking: 19 september 2025

Voorlopige voorzieningen ex 223 Rv (alimentatie)

Beschikking op het op 1 september 2025 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. K. van Doorn in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.S. Odink in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 3 september 2025, met bijlagen, namens de man.

Feiten

  • De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] .
  • De ouders zijn met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] belast volgens een uittreksel uit het gezagsregister van 24 maart 2009.
  • [minderjarige] verblijft sinds 1 mei 2025 bij de man.
  • Bij beschikking van 27 september 2011 van deze rechtbank is, voor zover hier van belang, bepaald dat de man met ingang van 8 april 2011 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] moet betalen van € 416,- per maand, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen.

Verzoek

De man verzoekt om bij wijze van voorlopige voorzieningen op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de beschikking van deze rechtbank van 27 september 20211 gedurende de bodemzaak te wijzigen, in die zin dat de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] wordt bepaald op nihil, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid van dit artikel moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarde dat de gevraagde voorziening samenhangt met het verzoek van de man in de bodemprocedure. In de bodemprocedure verzoekt de man namelijk onder andere om te bepalen dat de door hem te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 mei 2025 op nihil wordt gesteld. De man is daarom ontvankelijk in zijn verzoek, zodat de rechtbank zal overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
(spoedeisend) belang
Vooropgesteld wordt dat voor vaststelling of nihilstelling van een door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor de duur van de bodemprocedure in het kader van artikel 223 Rv alleen plaats is, als naar het oordeel van de rechtbank een (spoedeisend) belang bestaat, in die zin dat van de man niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
De man stelt dat hij een (spoedeisend) belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ter onderbouwing hiervan voert de man aan dat [minderjarige] sinds 1 mei 2025 volledig bij hem verblijft, waardoor hij alle verblijfskosten voor [minderjarige] betaalt. De man geeft aan niet de financiële middelen te hebben om daarnaast de kinderalimentatie aan de vrouw te voldoen. Daarnaast is de man per 1 augustus 2025 gestopt met het betalen van de kinderalimentatie, waardoor het risico bestaat dat de vrouw executiemaatregelen tegen hem neemt.
De rechtbank is van oordeel dat de man in zijn verzoek ex artikel 223 Rv onvoldoende zijn belang heeft onderbouwd. De enkele stelling dat hij niet de financiële middelen heeft om naast de verblijfskosten voor [minderjarige] de vastgestelde kinderalimentatie te voldoen is hiertoe onvoldoende en deze stelling is ook niet onderbouwd. Ook het risico dat de vrouw executiemaatregelen tegen hem zal nemen is niet onderbouwd. Gelet op de aanhangige bodemprocedure acht de rechtbank dit risico zeer klein. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is aangetoond dat sprake is van een situatie dat van de man niet gevergd kan worden dat hij de eindbeslissing in de hoofdzaak afwacht. De rechtbank zal het verzoek van de man om voorlopige voorzieningen te treffen dan ook afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. de Jong-Kwestro, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 19 september 2025.