Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
20 oktober 2025.
Rechtbank Den Haag
Op 20 oktober 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die de kantonrechter mr. P.M. Frinking wilde wraken. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een procedurele beslissing waarbij het verzoek om aanhouding van de zitting op 11 september 2025 was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij door overmacht niet aanwezig kon zijn bij deze zitting en dat de afwijzing van zijn verzoek om aanhouding hem onevenredig schaadde in zijn belangen. Hij meende dat hierdoor de beginselen van 'equality of arms', tegenspraak en partijautonomie waren geschonden, wat zou wijzen op vooringenomenheid van de kantonrechter.
De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. Het uitgangspunt is dat rechters onpartijdig worden geacht, en dat een procedurele beslissing, zoals de afwijzing van een verzoek om aanhouding, in beginsel geen grond voor wraking vormt. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden. Bovendien bleek dat verzoeker niet had gereageerd op de mogelijkheid om digitaal deel te nemen aan de zitting, en dat hij geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om iemand te machtigen.
Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en werd bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.