ECLI:NL:RBDHA:2025:1944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46671 en NL24.46672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres met Somalische nationaliteit en terugkeerbesluit naar Ethiopië

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, diende op 31 augustus 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 22 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit naar Ethiopië opgelegd. De rechtbank heeft op 9 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiseres heeft haar asielaanvraag onderbouwd met de stelling dat zij geen biologisch kind is van haar ouders en dat zij bedreigd is door haar ex-man. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig heeft geacht, omdat eiseres geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar claims. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat zij onvoldoende inspanningen heeft geleverd om identificerende documenten te verkrijgen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag, maar gegrond voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft beoordeeld of er voor de dochter van eiseres een risico bestaat op schending van het refoulementverbod bij terugkeer naar Ethiopië. De rechtbank vernietigt daarom het terugkeerbesluit en het inreisverbod, omdat de asielmotieven van de dochter niet zelfstandig zijn beoordeeld. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.46671 en NL24.46672
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiseres] en [minderjarige], V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
mede namens haar minderjarige dochter

[minderjarige] , geboren op 9 mei 2024, V-nummer: [v-nummer 2]

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Eiseres stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op 5 februari 2002. Zij heeft op 31 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 november 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een terugkeerbesluit gericht op Ethiopië opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, L. Warsane als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres kwam erachter dat zij geen biologisch kind van haar ouders is toen haar pleegvader overleed en bekend werd dat zij geen aanspraak maakte op een deel van de erfenis. Hierop heeft de (ex-)man van eiseres haar mishandeld en uitgescholden. Hij beschuldigt eiseres en haar pleegfamilie ervan hem te hebben bedrogen, nu zij hem niet hebben verteld dat eiseres geen biologisch kind van de familie is. Eiseres is ondergedoken bij een buurvrouw, die haar heeft geholpen eerst naar Mogadishu en vervolgens naar Turkije te reizen. De ex-man van eiseres heeft eiseres, de buurvrouw en de familie van eiseres met de dood bedreigd. Eiseres vreest ook dat haar dochter bij terugkeer slachtoffer zal worden van vrouwenbesnijdenis, nu dit gebruikelijk is binnen haar stam.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig gevonden en heeft daarom het asielrelaas van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld. Daarbij is van belang dat eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst niet heeft onderbouwd met documenten. Eiseres had zich meer moeten inspannen om deze documenten te verkrijgen. Er is een taalanalyse afgenomen, waaruit blijkt dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië waar zij stelt vandaan te komen. Eiseres heeft de herkomstvragen weliswaar juist beantwoord, maar deze kennis vormt op zichzelf onvoldoende bewijs om de gestelde nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] volgt namelijk dat een asielmotief alleen betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een asielzoeker en dat het asielrelaas niet verder kan worden beoordeeld wanneer deze elementen niet aannemelijk zijn gemaakt.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom aan eiseres wordt tegengeworpen dat zij zich niet genoeg heeft ingespannen om haar identiteit en nationaliteit met documenten te onderbouwen. Uit het ambtsbericht Somalië van juni 2023 en Werkinstructie 2024/6 blijkt dat verweerder weinig tot geen waarde hecht aan Somalische documenten. Omdat het voor eiseres een hoge belasting is naar de ambassade in Brussel te moeten reizen om haar nationaliteit te laten bevestigen, moet verweerder zich eerst duidelijk uitspreken over de waarde die hij aan zo een bevestiging zou hechten. Verweerder heeft daarnaast de antwoorden van eiseres op de vragen in het kader van het herkomstonderzoek onvoldoende betrokken bij de beoordeling. Als laatste heeft verweerder bij het nemen van het terugkeerbesluit nagelaten te beoordelen of voor de dochter van eiseres een risico bestaat op schending van het refoulementverbod. Bij verwijdering naar Ethiopië is de kans namelijk groot dat zij slachtoffer wordt van vrouwenbesnijdenis. In dat kader heeft eiseres verwezen naar rapporten van EUAA [2] van UNICEF. [3] Het besluit is niet deugdelijk gemotiveerd nu de asielmotieven van de dochter van eiseres niet zelfstandig zijn beoordeeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Identiteit, nationaliteit en herkomst
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiseres zich onvoldoende heeft ingespannen om haar identiteit, nationaliteit en herkomst te onderbouwen met documenten. De bewijslast om de identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken, ligt in eerste instantie bij eiseres. Eiseres is al ruim twee jaar in Nederland en heeft in die tijd geen inspanning geleverd om identificerende documenten te verkrijgen terwijl verweerder heeft aangegeven dat het van belang is dat eiseres dit doet. In het bestreden besluit heeft verweerder ook aangegeven dat identificerende documenten uit Somalië van beperkte waarde zijn, maar dat deze documenten, in combinatie met een positieve taalindicatie en herkomstvragen, er wel aan kunnen bijdragen dat de Somalische identiteit, nationaliteit en herkomst gevolgd worden. Eiseres heeft ook geen specifieke omstandigheden aangevoerd die het voor haar onmogelijk maken om de ambassade in Brussel te bezoeken. Omdat verweerder al heeft aangegeven welke waarde hij hecht aan Somalische documenten en eiseres ruim de tijd heeft gehad om naar de ambassade in Brussel te gaan, ziet de rechtbank geen aanleiding eiseres alsnog de gelegenheid te bieden dit te doen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van het herkomstonderzoek en de taalanalyse niet tot een andere conclusie hoefde te komen wat betreft de nationaliteit en herkomst van eiseres. Zoals gesteld door eiser, rust op verweerder de plicht te motiveren waarom de resultaten van het herkomstonderzoek niet bijdragen aan de onderbouwing van de nationaliteit van eiseres. Verweerder heeft aan deze plicht voldaan door te stellen dat het herkomstonderzoek op zichzelf onvoldoende is om aannemelijk te maken dat eiseres uit Somalië komt, juist ook in het licht van de taalanalyse. Daaruit blijkt immers dat het taalgebruik van eiseres eenduidig niet te herleiden is tot Zuid-Somalië. Dit mocht wel verwacht worden nu eiseres stelt haar eerste zeven jaar – belangrijke jaren voor de taalvorming – in Zuid-Somalië te hebben gewoond. De verklaringen van eiseres dat zij in Ethiopië en in Somalië enkel met mensen van Ethiopische afkomst sprak, verandert dit oordeel niet, alleen al omdat dit niet overeenkomt met hetgeen zij in haar verhoren heeft verklaard. Verweerder heeft ook niet ten onrechte gesteld dat de kennis van de omgeving van Halgan alleen onvoldoende is om alsnog haar herkomst aan te tonen, omdat zij deze kennis ook kan hebben verkregen als zij daar enkele jaren heeft gewoond. Het lag op de weg van eiseres om haar herkomst verder aannemelijk te maken, door bijvoorbeeld een contra-expertise te laten uitvoeren.
8. Verweerder heeft gelet op het bovenstaande niet ten onrechte geoordeeld dat de door eiseres gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig zijn. Omdat een asielmotief volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling, [4] hoefde verweerder geen inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas uit te voeren. Dit betekent dat verweerder in de asielgronden van eiseres ook geen reden heeft hoeven zien om asiel te verlenen aan eiseres en haar minderjarige dochter.
9. Gelet op het voorgaande, heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd afgewezen als kennelijk ongegrond.
Risico op schending refoulementverbod
10. Ten aanzien van de vraag of verweerder een terugkeerbesluit mocht opleggen, overweegt de rechtbank als volgt. Het betoog van eiseres dat verweerder ten onrechte niet bij de beoordeling heeft betrokken dat haar kind als staatloos is aangemerkt en dat daarom niet duidelijk is of zij zou kunnen terugkeren naar Ethiopië, volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft verweerder verduidelijkt dat de nationaliteit van de dochter van eiseres onbekend is. Gelet op hetgeen hiervoor is besproken is het ook voor de hand liggend dat dit is bedoeld. Verweerder kan er dan ook van uitgaan dat de dochter van eiseres samen met haar kan terugkeren naar het land waar zij de nationaliteit van bezit, hetgeen tot op heden onbekend is.
11. In het bestreden besluit is nadrukkelijk opgenomen dat het terugkeerbesluit ziet op Ethiopië en dat dit besluit ook geldt voor de dochter van eiseres. Uit het arrest AA [5] volgt evenwel dat geen terugkeerbesluit mag worden uitgevaardigd als voor de vreemdeling in het aangewezen land een reëel risico bestaat van behandeling in strijd met het verbod op refoulement. [6] Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder het risico dat de dochter van eiseres bij gedwongen terugkeer naar Ethiopië slachtoffer zal worden van vrouwenbesnijdenis, niet heeft beoordeeld. Nu er wel indicaties bestaan van een dergelijk risico, was verweerder gehouden te onderzoeken of het verbod op refoulement zich verzet tegen het uitvaardigen van een terugkeerbesluit voor de dochter van eiseres. Het standpunt van verweerder dat het risico op schending van het verbod op refoulement pas beoordeeld hoeft te worden op het moment van de feitelijke uitzetting, is onjuist. Uit de bovengenoemde jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt immers dat het toetsingsmoment moet plaatsvinden voordat een terugkeerbesluit kan worden ‘uitgevaardigd,’ [7] dus bij het nemen van het besluit en niet bij het uitvoeren daarvan.
12. Nu niet is beoordeeld of de gedwongen terugkeer van de dochter van eiseres naar Ethiopië in strijd is met het verbod op non-refoulement, heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd aan eiseres en haar minderjarige dochter.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiseres op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond voor zover gericht tegen het opleggen van een terugkeerbesluit omdat verweerder heeft nagelaten te beoordelen of voor de minderjarige dochter van eiseres een risico op schending van het refoulementverbod bestaat. De rechtbank vernietigt daarom het terugkeerbesluit. Omdat het terugkeerbesluit is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit aan eiseres opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd.
14. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de asielaanvraag van eiseres te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
15. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het beroep daarom af.
16. Omdat het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 2.721,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag, ongegrond;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod, gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij tegen eiseres en haar dochter een terugkeerbesluit en tegen eiseres een inreisverbod is uitgevaardigd;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
2.European Union Agency for Asylum, ‘Female Genital Mutilation/Cutting in Ethiopia’, mei 2022.
3.UN Children’s Fund, ‘Ethiopia, Statistical Profile on Female Genital Mutilation’, januari 2020.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
5.Zie rechtsoverweging 50 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof van Justitie) van 6 juli 2023, ECLI:EU:C:2023:540.
6.Dit blijkt uit artikel 5 van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn) in samenhang met artikel 18 en 19, tweede lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.Zie voetnoot 2.