Deze uitspraak betreft een beroep dat is ingediend door eiser tegen de minister van Asiel en Migratie, naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 5 februari 2025. In die uitspraak werd de minister opgedragen om binnen twee weken een beslissing te nemen op de asielaanvraag van eiser. De minister heeft deze termijn echter niet nageleefd, wat aanleiding gaf voor eiser om opnieuw beroep in te stellen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat de minister een expliciete termijn was opgelegd die inmiddels was verstreken.
De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 453,50, omdat hij juridische bijstand heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2025. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken, en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser.