ECLI:NL:RBDHA:2025:19471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.24814 en NL25.24815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Kameroense eiseres tegen afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een Kameroense eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres heeft op 14 mei 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de minister heeft deze afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2025 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat er geen actueel algemeen ambtsbericht over Kameroen beschikbaar is en dat de minister onvoldoende recente informatie heeft betrokken bij de beoordeling van de vrees voor vervolging van eiseres. De rechtbank concludeert dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat eiseres geen gegronde vrees voor vervolging of risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Kameroen vanwege haar politieke overtuiging. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiseres vergoed.

De rechtbank benadrukt dat de minister eiseres in het nader gehoor niet heeft bevraagd naar de activiteiten die zij bij terugkeer zou willen verrichten om haar politieke overtuiging te uiten, wat een belangrijk aspect is in de beoordeling van asielaanvragen. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de overige beroepsgronden geen bespreking behoeven.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL25.24814 (beroep)
NL25.24815 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres], eiseres/verzoekster, hierna: eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder, hierna: de minister

(gemachtigde: [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 14 mei 2025 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit de aanvraag van eiseres afgedaan als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, P. Oronsaye als tolk in de taal Pidgin Engels en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres heeft verklaard in 2017 Kameroen te zijn ontvlucht vanwege haar werkzaamheden als lid van het intervention team van [partij] [2] . Zij heeft na haar vertrek bijna acht jaar in Japan verbleven en is naar Nederland gekomen, omdat zij geen asiel heeft gekregen in Japan. Bij terugkeer aan Kameroen vrees eiseres te worden vermoord.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • het lidmaatschap van de [partij] en deelname aan protesten waarbij zij is opgepakt;
  • politieke overtuiging;
5.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Het lidmaatschap van de [partij] en deelname aan protesten waarbij eiseres is opgepakt wordt door de minister ongeloofwaardig geacht. De minister stelt zich hierbij op het standpunt dat eiseres alleen een kopie van haar lidmaatschapspasje van [partij] en het arrestatiebevel heeft overgelegd en dat zij geen goede verklaring heeft waarom zij het origineel heeft achtergelaten in Japan. Daarnaast stelt de minister zich op het standpunt dat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. De verklaringen komen niet overeen met de informatie uit gezaghebbende bronnen. Daaruit blijkt dat het zeer moeilijk is om daadwerkelijk te achterhalen wie lid is van [partij], omdat er geen centrale administratie is die de afgifte van lidmaatschapskaarten bijhoudt en het makkelijk is om een lidmaatschap op straat te bemachtigen en de lidmaatschapskaart moet ieder jaar vervangen worden. Verder blijkt uit verschillende bronnen dat de lidmaatschapskaarten van [partij] sinds 2021 niet meer worden afgegeven, omdat een persoon in het bezit van zo’n kaart kan worden beschuldigd en gearresteerd voor terrorisme door de Kameroense regering. Daarnaast stelt de minister zich op het standpunt dat het overgelegde arrestatiebevel, bewijs van borgtocht en de affidavit met de verklaring van haar advocaat in Kameroen een kopie betreffen en het deze verklaringen van eiseres niet onderbouwen. Eiseres heeft volgens de minister ook wisselend en tegenstrijdig verklaard over haar arrestatie.
5.2.
De minister acht de politieke overtuiging van eiseres wel geloofwaardig, maar er is geen sprake van een gegronde vrees voor vervolging in Kameroen omdat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiseres lid is van [partij] en heeft deelgenomen aan protesten waarbij zij is opgepakt. De minister stelt zich verder op het standpunt dat ook geen sprake is van een reëel risico op ernstige schade. De reële vrees van eiseres is volgens de minister niet gebaseerd op omstandigheden die eiseres zelf betreffen, maar het gevolg van uitzonderlijk geweld nu haar lidmaatschap van [partij], haar deelname aan protesten en arrestatie ongeloofwaardig zijn geacht. Daarnaast is sprake van een binnenlands vestigingsalternatief in [plaats 1], [plaats 2] en [plaats 3].
Beroepsgronden
6. Eiseres voert het volgende in beroep aan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij op 10 juni 2025 originele documenten heeft ingediend bij de minister zodat deze kunnen worden beoordeeld door Bureau Documenten. Het gaat om het originele medisch rapport van 26 augustus 2017, haar [partij]-lidmaatschapspasje, foto’s van haar arrestatie en ziekenhuisopname, de affidavit van haar advocaat in Kameroen, de borgstellen, het arrestatiebevel en de convocation. Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat de minister haar [partij]-lidmaatschap onjuist heeft beoordeeld. Als, zoals de minister stelt, [partij]-lidmaatschapskaarten gemakkelijk op straat zijn te verkrijgen en geen bewijskracht toekomt aan dit lidmaatschapspasje, dan is het ongerijmd dat wordt tegengeworpen dat eiseres geen recentere kaart heeft overgelegd. Het enkele feit dat zij deze kaart sinds 2007 heeft gehouden en geen nieuwe heeft aangevraagd, kan haar asielrelaas niet schaden. Daarnaast bevestigt de landeninformatie juist dat het gevaarlijk is om zo’n lidmaatschapskaart te hebben en het ontbreken van een recentere kaart is te rijmen met de bekende landeninformatie. Ook sluiten de verklaringen van eiseres over haar [partij]-lidmaatschap aan bij haar politieke overtuiging en die wordt door de minister wel geloofwaardig geacht.
6.1.
Verder stelt eiseres zich op het standpunt dat zij wél op consistente wijze en gedetailleerd heeft verklaard over haar arrestatie, detentie, vrijlating op borgtocht en ontvangen van het arrestatiebevel. Het niet noemen van de reden van de arrestatie is kenmerkend voor de wijze waarop Kameroen met [partij]-sympathisanten omgaat. Uit hat algemeen ambtsbericht blijkt dat arrestaties vaak plaatsvinden zonder formele motivering met summiere onduidelijke documenten. Dit bevestigt ook de willekeurige repressie en doet juist geen afbreuk aan de verklaringen van eiseres. De structurele corruptie binnen het overheidsapparaat in Kameroen heeft de minister niet erkend, waardoor ook verklaarbaar is waarom eiseres op deze manier het arrestatiebevel heeft verkregen en ook uiteindelijk Kameroen heeft verlaten. Eiseres voert over de foto’s van haar arrestatie aan dat de hoek waaruit de foto’s zijn genomen nog steeds overeenkomt met haar verhaal en dat het ontbreken van zichtbare gordijnen niet maakt dat dat de foto’s die door een kier zijn gemaakt ook nog steeds een ongehinderd beeld kunnen geven.
6.2.
Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat de minister ten onrechte geen gegronde vrees heeft aangenomen. Zij voert aan dat het tegenstrijdig is om haar politieke overtuiging geloofwaardig te achten, maar haar politieke activiteiten niet. Van een asielzoeker mag in het buitenland geen actieve politieke profilering worden verwacht om geloofwaardige vrees aan te nemen, zeker waar sprake is van eerdere vervolging. Ook passieve betrokkenheid en eerder geuite overtuigingen kunnen een grond vormen voor vrees bij terugkeer volgens het UNCHR [3] handboek. [4] Het enkele feit dat haar politieke overtuig de laatste jaren niet is geuit, laat onverlet dat er gegronde vrees is bij terugkeer door het arrestatiebevel. Daarnaast is ten onrechte een vestigingsalternatief aangenomen buiten het risicogebied. Volgens eiseres miskent de minister dat zij als alleenstaande vrouw afkomstig uit een [partij]-gezind gebied met eerdere arrestatie en borgtocht ook elders in Kameroen risico loopt. Uit meerdere bronnen blijkt dat zij ook buiten het risicogebied worden vervolgd. [5] Ter zitting heeft eiseres verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 23 mei 2025 [6] , voor wat betreft haar positie als alleenstaande vrouw in Kameroen. De minister heeft bij de beoordeling van het vestigingsalternatief ook haar legale vertrek in 2017 uit Kameroen als verzwarende factor betrokken en niet kenbaar getoetst aan het feit dat volgens artikel 3.37 van het VV [7] het vestigingsalternatief actueel, feitelijk en veilig moet zijn naar de situatie ten tijde van de beslissing op de aanvraag. Tot slot voert eiseres aan dat de minister haar aanvraag ten onrechte heeft afgedaan als kennelijk ongegrond, nu zij zich slechts kleine details niet kan herinneren en de documenten op echtheid kunnen worden onderzocht.
Beoordeling van de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt het beroep als volgt. Ten eerste stelt de rechtbank vast dat geen actueel algemeen ambtsbericht over Kameroen beschikbaar is. Voor wat betreft de originele stukken die eiseres bij de minister heeft ingediend voor onderzoek, stelt de rechtbank vast dat voor de zitting geen officieel rapport van bevindingen door Bureau Documenten is opgesteld. Volgens de minister is een neutraal advies afgegeven over het arrestatiebevel, omdat dit een kopie betreft en Bureau Documenten daar geen uitspaken over kan doen. De rechtbank heeft dit advies niet ontvangen. Verder heeft de minister ter zitting toegelicht wat een seniormedewerker van Bureau Documenten vooralsnog is opgevallen ten aanzien van de overige documenten. Uit hetgeen de minister heeft toegelicht ter zitting, maakt de rechtbank op dat de seniormedewerker van Bureau Documenten discrepanties heeft opgemerkt in de ingediende stukken en dat dit een voorlopige beoordeling is. Zo zou Bureau Documenten aan de minister hebben toegelicht dat de affidavit is opgesteld door de advocaat die de verklaring heeft afgelegd. De affidavit is ondertekend door dezelfde persoon die zowel advocaat als notaris stelt te zijn. Ook wordt in punt 16 niet specifiek gesproken over een verkrachting in de gevangenis. Over de oproep om te verschijnen op het politiebureau stelt de minister dat volgens Bureau Documenten de reden van oproepen opmerkelijk is, want er wordt verwezen naar wetgeving en een oproep om te getuigen. Verder zouden de foto’s vragen oproepen vanwege de houding van de politieagenten en de pleister op de hand van mevrouw. Ook zou het [partij]-lidmaatschapspasje volgens Bureau Documenten zeer waarschijnlijk niet echt zijn, omdat de opmaakt en afgiftedatum afwijken van het vergelijkingsmateriaal.
7.1
Naar het oordeel van de rechtbank is de informatie ter zitting te beperkt om te kunnen beoordelen of de geloofwaardig geachte politieke overtuiging onvoldoende zwaarwegend is. Naar het oordeel van de rechtbank hangt het gestelde [partij]-lidmaatschap en de deelname aan protesten dat door de minister ongeloofwaardig is geacht nauw samen met haar geloofwaardig geachte politieke overtuiging. In het voornemen heeft de minister overwogen dat geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging, omdat niet geloofwaardig wordt geacht dat eiseres lid is van [partij], heeft deelgenomen aan protesten en is opgepakt door deelname aan de protesten. Nu dit ongeloofwaardig is bevonden, wordt ongeloofwaardig geacht dat eiseres politieke activiteiten heeft verricht in Kameroen ten aanzien van haar politieke overtuiging. In het bestreden besluit blijft de minister bij dit standpunt en voegt daaraan toe dat het mogelijk is een bepaalde politieke overtuiging te hebben en geen activiteiten te verrichtten met betrekking tot die overtuiging. De rechtbank volgt dit standpunt van de minister niet. Uit het arrest S en A van het Hof van Justitie [8] van 21 september 2023 [9] en de richtinggevende uitspraak van de Afdeling [10] van 17 januari 2024 [11] naar aanleiding van dat arrest volgt dat bij de beoordeling van de zwaarwegendheid moet worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer zou willen verrichten of hoe hij of zij anderszins zijn of haar opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Verweerder heeft zijn Werkwijze politieke overtuiging [12] hierop aangepast en in de werkwijze expliciet opgenomen dat de vreemdeling hierover tijdens het gehoor moet worden bevraagd. De minister heeft eiseres in het nader gehoor echter niet gevraagd welke activiteiten zij bij terugkeer wil verrichten of hoe zij anderszins haar politieke overtuiging wil uiten. Dit klemt te meer omdat eiseres desgevraagd ter zitting op felle wijze pleit voor voortzetting van de strijd voor onafhankelijkheid en tegen onderdrukking van haar Engelstalige gemeenschap. Daarbij geeft ze aan dat niet openlijk te kunnen doen vanwege haar vrees gearresteerd te worden en dat ze religieuze bijeenkomsten of kerkdiensten zou gebruiken om aandacht te vragen voor de marginalisatie van de Engelstalige gemeenschap door de Franstalige meerderheid. Dat eiseres zich tijdens haar verblijf in Japan niet politiek heeft geuit en volgens verweerder niets er op wijst dat eiseres zich politiek wil uiten bij terugkeer naar Kameroen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Verweerder zal eiseres overeenkomstig zijn Werkwijze politieke overtuiging aanvullend moeten horen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om dit gebrek in de besluitvorming zoals de minister ter zitting heeft verzocht te passeren.
7.2.
Verder kan naar het oordeel van de rechtbank uit de door de minister aangehaalde bronnen in het bestreden besluit ook niet met zekerheid worden vastgesteld dat eiseres geen risico op ernstige schade loopt in Kameroen vanwege haar politieke overtuiging in de gebieden die worden aangewezen als vestigingsalternatief. De minister legt enkel aan het standpunt dat eiseres zich kan vestigen in die gebieden enkel een brief van de toenmalige staatssecretaris van 11 februari 2022 aan deze beoordeling ten grondslag. In deze brief staat dat de minister aanneemt dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [13] in North-West en South-West Kameroen (hierna: NWSW) en dat sprake is van een vestigingsalternatief aan in [plaats 1], [plaats 2] en [plaats 3] voor Engelstaligen die afkomstig zijn uit NWSW. De brief geeft echter geen enkele informatie over eventuele risico’s voor Engelstaligen met een politieke overtuiging, zoals eiseres. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het opstellen van die brief zou zijn gebaseerd op gezaghebbende internationale bronnen. Deze bronnen zijn echter niet opgenomen in deze brief. De minister heeft bij de besluitvorming ook geen andere recente bronnen betrokken bij de beoordeling van de zwaarwegendheid. De bronnen waar de minister in het voornemen naar verwijst bij de beoordeling van de verklaringen van eiseres en haar [partij]-lidmaatschapspas, dateren uit 2007, 2018 en 2024. De bron uit 2018 betreft een Franstalig rapport en de bron uit 2024 een Canadees rapport. Beide bronnen zijn niet te raadplegen of niet meer beschikbaar. De rechtbank overweegt dat in verband met het voorgaande niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat eiseres in haar specifieke geval geen gegronde vrees voor vervolging of risico op ernstige schade loopt bij terugkeer aan Kameroen vanwege haar politieke overtuiging nu geen recente informatie van beschikbaar is waarop dit oordeel kan worden gebaseerd.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de minister op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
10. Omdat op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
11. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL25.24814:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 mei 2025;
- draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
De voorzieningenrechter, in de zaak NL25.24815:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter in beide zaken:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.721,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, (voorzieningen-)rechter, in aanwezigheid van mr. R. Hol, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw).
2.[partij].
3.United Nations High Commissioner for Refugees.
4.P. 94-96.
5.Paragraaf 1 en 3 van het rapport COI Query Response – Cameroon, Situation of single women in [plaats 1] en [plaats 2] van het European Union Agency for Asylum (EUAA) van 26 januari 2022.
7.Voorschrift Vreemdelingen 2000.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie.
9.C151-22, overwegingen 45-49.
10.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.ECLI:NL:RVS:2024:63, overweging 11.
12.IB 2024/10, p.3.
13.Richtlijn 2011/95/EU.