ECLI:NL:RBDHA:2025:19485
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Mauritiaanse eiser wegens ongeloofwaardige politieke betrokkenheid
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Mauritiaanse eiser. De eiser had op 3 december 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 2 december 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 16 september 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister de asielaanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn politieke betrokkenheid en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in twijfel werd getrokken. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen reëel risico op vervolging liep en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd was. De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de beslissing van de minister te schorsen. De rechtbank benadrukte dat de eiser niet had aangetoond dat hij persoonlijk doelwit was van de autoriteiten in Mauritanië en dat zijn verklaringen niet consistent waren met beschikbare informatie over de situatie in zijn land van herkomst.