ECLI:NL:RBDHA:2025:19485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.48033 en NL24.48034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Mauritiaanse eiser wegens ongeloofwaardige politieke betrokkenheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Mauritiaanse eiser. De eiser had op 3 december 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 2 december 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 16 september 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister de asielaanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn politieke betrokkenheid en de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in twijfel werd getrokken. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen reëel risico op vervolging liep en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd was. De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de beslissing van de minister te schorsen. De rechtbank benadrukte dat de eiser niet had aangetoond dat hij persoonlijk doelwit was van de autoriteiten in Mauritanië en dat zijn verklaringen niet consistent waren met beschikbare informatie over de situatie in zijn land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48033 en NL24.48034
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 3 december 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 2 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Mauritiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1989. Hij heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is in 2019 na de verkiezingen de straat op gegaan om te strijden voor de rechten van Mauritaniërs met een donkere huidskleur waardoor hij tegelijk met vele anderen is opgepakt. Hij heeft toen acht maanden in detentie gezeten tot hij door de rechter is vrijgesproken. In 2024 heeft dit zich wederom voorgedaan, waarbij eiser is opgepakt, geslagen en gemarteld. Ditmaal is hij na twee dagen vrijgelaten doordat de door hem gesteunde verkiezingskandidaat er wat van heeft gezegd. Na het vertrek van eiser uit Mauritanië in 2024 zijn de autoriteiten bij zijn familie langs geweest op zoek naar hem. Eiser vreest bij terugkeer nogmaals opgepakt te worden en in de gevangenis gezet te worden.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst; en
eisers problemen vanwege zijn politieke betrokkenheid.
4. Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar eisers problemen vanwege zijn politieke betrokkenheid niet. Verweerder betrekt daarbij dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft [1] en dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen [2] . Verweerder vindt daarnaast dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft in de zin van het Vluchtelingenverdrag [3] en geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [4] . Ook heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond [5] , omdat eiser verklaringen heeft afgelegd die worden beoordeeld als duidelijk onwaarschijnlijk en tegenstrijdig met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Allereerst is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zich voldoende voor te bereiden op het nader gehoor samen met een gemachtigde. Dit is in strijd met het verdedigingsbeginsel. Een aanvullend gehoor is daarbij niet altijd voldoende correctie en dit heeft stress en onzekerheid voor eiser met zich meegebracht. Ook heeft verweerder in strijd met het Unierecht getoetst aan werkinstructie (WI) 2024/6, nu verweerder ten onrechte verlangt dat eiser zijn relaas onderbouwt met documenten, te meer zo nu eiser in bewijsnood verkeert, en verweerder zelf ook een onderzoeks- en samenwerkingsplicht heeft. Eiser bestrijdt daarbij in zijn gronden de tegenwerpingen van verweerder op zijn gegeven verklaringen. Zo heeft eiser voldoende verklaring gegeven waarom hij niet over bepaalde documenten of informatie beschikt en heeft hij uitgebreid en gedetailleerd verklaard over zijn arrestatie en detentie. Zijn verklaringen zijn daarbij plausibel en consistent. Verweerder heeft dan ook ten onrechte eisers problemen vanwege zijn politieke betrokkenheid niet geloofwaardig bevonden. Eiser stelt verder dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is opgelegd doordat er onvoldoende feitenonderzoek is gedaan. Ten slotte heeft verweerder bij het opleggen van het inreisverbod onvoldoende rekening gehouden met de individuele omstandigheden van eiser, zoals wel is vereist op grond van artikel 8 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Procesbelang
7. Op 9 januari 2025 heeft verweerder een melding gedaan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op verzoek van de rechtbank te kennen gegeven dat hij nog steeds contact heeft met zijn cliënt. Nu er nog contact is, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat er sprake is van procesbelang. Het beroep kan daarom inhoudelijk behandeld worden.
Zorgvuldigheid gehoor
8. Eisers standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zich samen met zijn gemachtigde voor te bereiden op het nader gehoor, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft er op kunnen wijzen dat eiser ook een aanvullend gehoor heeft gehad. Hiertoe heeft verweerder besloten, omdat eiser in zijn correcties en aanvullingen erop heeft gewezen dat hij zich niet met een advocaat heeft kunnen voorbereiden en verweerder heeft erkend dat dit niet de bedoeling is geweest. Eiser heeft in het aanvullend gehoor echter aangegeven dat hij alles heeft kunnen vertellen wat hij wilde vertellen tijdens het nader gehoor. [6] Hieruit blijkt niet dat eiser door het gebrek aan voorbereiding op zijn gehoor met een advocaat niet volledig heeft kunnen verklaren en daardoor in zijn belangen is geschaad, of dat het besluit evenwel daarom onzorgvuldig tot stand is gekomen. Hieruit volgt dat verweerder heeft kunnen volstaan met een aanvullend gehoor om de situatie te corrigeren en dat er geen sprake is van schending van het verdedigingsbeginsel.
Mocht verweerder eisers problemen vanwege zijn politieke betrokkenheid ongeloofwaardig vinden?
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder eisers problemen vanwege zijn politieke betrokkenheid ongeloofwaardig mocht vinden. Voorop staat dat niet is gebleken dat verweerder ten onrechte aan WI 2024/6 heeft getoetst en dat verweerder op basis daarvan te veel gewicht hecht aan de afwezigheid van objectief bewijsmateriaal. Deze rechtbank heeft in haar uitspraak van 6 maart 2025 geoordeeld dat de werkinstructie in zoverre niet is voorzien van een hogere bewijsmaatstaf die in strijd is met het Unierecht. [7] Daarbij is niet gebleken dat verweerder de voorgeschreven toetsing verkeerd heeft toegepast. Zodoende heeft verweerder eiser tegen kunnen werpen dat hij geen documenten ter onderbouwing heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij gedetineerd is geweest en dat er een juridisch proces heeft plaatsgevonden. Eiser heeft echter nooit documenten opgevraagd, omdat hij geen interesse had om te achterhalen waarom hij was aangehouden en later vrijgelaten. [8] Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat van eiser verwacht mag worden dat hij zoveel mogelijk inspanningen verricht om aan documenten te komen die zijn asielrelaas onderbouwen. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser hiervoor genoeg tijd heeft gehad, nu de aanhouding, detentie en vrijlating in 2019 hebben plaatsvonden.
9.1.
Daarnaast mocht verweerder vinden dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat eiser niet heeft kunnen onderbouwen dat hij politiek betrokken is geweest. Eiser heeft namelijk alleen verklaard dat hij gestemd heeft op Biram Dah Abeid en zijn overwinning heeft gevierd, hij heeft geen kennis van de politieke partij waarvan Biram Dah Abeid lid is en ook niet van de politieke situatie in zijn land van herkomst. Nu dit de kern van zijn asielrelaas raakt, had verweerder dit wel van hem mogen verwachten. Eiser heeft daarnaast niet correct verklaard over de uitslag van de verkiezingen van 2019 en 2024, nu dit tegenstrijdig is met beschikbare landeninformatie over Mauritanië. Dat er sprake zou zijn geweest van verkiezingsfraude dat het verschil verklaart, heeft eiser niet verder onderbouwd. Verweerder heeft ook mogen tegenwerpen dat eiser de door hem gestelde problemen niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat hij oppervlakkig heeft verklaard over de omstandigheden waarin hij werd opgepakt en werd vrijgelaten. Zo heeft eiser alleen verklaard dat hij in 2019 op straat was toen hij is opgepakt [9] en weet eiser niet wat de reden is dat hij is vrijgelaten. [10] Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk doelwit is van de autoriteiten. Eiser heeft hierover verklaard dat mensen in algemene zin worden opgepakt wanneer zij protesteren [11] en hij weet ook niet waarom de politie na zijn vertrek uit Mauritanië bij zijn gezin en zijn broer langs is geweest. [12] Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat uit de omstandigheid dat eiser een paspoort heeft kunnen aanvragen en legaal is uitgereisd niet blijkt dat hij als persoonlijk doelwit van de autoriteiten kan worden aangemerkt.
9.2.
In wat eiser verder in beroep naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder niet vast mocht houden aan de tegenwerpingen zoals verweerder die in dit verband heeft opgenomen in het voornemen en het bestreden besluit. Zo ook ten aanzien van de grond van eiser dat verweerder zich ten onrechte niet heeft gehouden aan zijn eigen onderzoeks- en samenwerkingsplicht, dan wel dat verweerder ten onrechte bepaalde landeninformatie niet bij zijn beoordeling heeft betrokken. Niet is onderbouwd wat verweerder ten onrechte niet heeft meegewogen. Eiser noch zijn gemachtigde was daarbij op zitting aanwezig om zijn gronden te verduidelijken of nader toe te lichten.
Mocht verweerder een terugkeerbesluit en inreisverbod opleggen?
10. Nu de rechtbank al heeft geoordeeld dat verweerder heeft mogen tegenwerpen dat eiser verklaringen heeft afgelegd die worden beoordeeld als onwaarschijnlijk en tegenstrijdig met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, mocht verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft dan ook een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn op kunnen leggen [13] . Voor wat betreft de stelling in dit kader van eiser dat verweerder onvoldoende feitenonderzoek heeft gedaan, heeft de rechtbank eerder al overwogen dat niet is gebleken dat verweerder ten onrechte bepaalde informatie niet bij zijn beoordeling heeft betrokken. Bovendien zou dit dan in eerste instantie in de geloofwaardigheidsbeoordeling of de risico-inschatting aan bod zijn gekomen.
10.1.
Ook heeft verweerder een inreisverbod voor twee jaar op kunnen leggen [14] . Eisers standpunt dat het opleggen van het inreisverbod in strijd is met artikel 8 EVRM, volgt de rechtbank niet. Eisers vrouw en kinderen verblijven momenteel in Mauritanië. Het familieleven zou dus niet belemmerd worden vanwege het inreisverbod. Van inmenging is daarom geen sprake. De rechtbank volgt ook niet dat het inreisverbod een onevenredige inbreuk zou zijn op eisers recht op privéleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Er is namelijk niet gebleken dat er sprake is van beschermenswaardig privéleven in Nederland.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
13. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S. Vlassak, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open
.

Voetnoten

1.Artikel 31, zesde lid, onder b, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 31, zesde lid, onder c, Vw
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Artikel 30b, eerste lid, onder e, Vw.
6.Gehoorverslag aanvullend gehoor, pagina 2.
8.Gehoorverslag nader gehoor, pagina 8.
9.Gehoorverslag nader gehoor, pagina 4.
10.Gehoorverslag nader gehoor, pagina 8.
11.Gehoorverslag nader gehoor, pagina 4.
12.Gehoorverslag nader gehoor, pagina 11.
13.Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw.
14.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.