ECLI:NL:RBDHA:2025:19513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 3721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake buitengewoon verlof van politieambtenaar met behoud van bezoldiging

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 augustus 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een politieambtenaar, verzoekster, die met onmiddellijke ingang buitengewoon verlof van korte duur met behoud van bezoldiging was verleend. Dit verlof was van toepassing op haar werkzaamheden binnen het team Kunst- & Antiekcriminaliteit (K&A) voor gemiddeld 9 uur per week, terwijl zij ook andere werkzaamheden voor de Districtsrecherche (DR) kon blijven verrichten. De verstoorde verhoudingen tussen verzoekster en haar collega, inspecteur [naam 2], hadden geleid tot een onwerkbare situatie, wat ook invloed had op anderen binnen het team. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder, de korpschef van politie, het buitengewoon verlof mocht verlenen, maar dat dit slechts van korte duur mocht zijn. Verweerder werd opgedragen om het uitgebrachte VIK-rapport met spoed te beoordelen en duidelijkheid te geven aan betrokkenen. De voorzieningenrechter besloot dat verzoekster per direct en onder strikte voorwaarden zou worden ingezet bij de voorbereiding van een operatie in oktober 2025, tot 1 januari 2026. De uitspraak benadrukt dat de ordemaatregel van buitengewoon verlof geen schorsing is en dat de situatie binnen K&A een zorgvuldige beoordeling vereist.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/3721
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 augustus 2025 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.J. van Kuijk),
tegen

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M. Burger).

Inleiding

1.1.
Met het (primaire) bestreden besluit van 3 april 2025 heeft verweerder verzoekster
met onmiddellijke ingang buitengewoon verlof van korte duur verleend met behoud van bezoldiging. [1]
Dit betreft alleen de werkzaamheden voor Kunst- & Antiekcriminaliteit (K&A) voor gemiddeld 9 uur per week, die zij naast werkzaamheden voor de Districtsrecherche (DR) verricht. De overige niet aan K&A gerelateerde werkzaamheden kan verzoekster blijven verrichten en indien zij dat wenst kunnen de werkzaamheden voor de DR tijdelijk worden uitgebreid, zodat het verlenen van buitengewoon verlof niet meer aan de orde hoeft te zijn.
1.2.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Zij heeft de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juli 2025 op zitting behandeld.
Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder, vergezeld van [naam 1] (inhoudelijk Teamleider).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Voorgeschiedenis
2.1.
Verzoekster is gerekruteerd door de politie vanwege haar specialisme op K&A. Verzoekster is met ingang van 8 december 2022, gedurende de opleiding, aangesteld in tijdelijke dienst bij de politie voor 36 uur per week en zal na de opleiding specifiek inzetbaar zijn. Na een daarop volgende aanstelling in tijdelijke dienst met een proeftijd, heeft verzoekster vervolgens met ingang van 8 december 2023 een vaste aanstelling gekregen. [2] Haar functie is senior intelligence in het vakgebied intelligence, specifiek inzetbaar. Zij was werkzaam bij K&A, laatstelijk in de rang van brigadier. Verzoekster heeft met haar collega, inspecteur [naam 2] , samengewerkt binnen K&A.
2.2.
Met het plaatsingsbesluit van 2 oktober 2023 is verzoekster meegedeeld dat de splitsing van de Landelijke Eenheid bijna is afgerond. Als gevolg hiervan ontstaan op
1 januari 2024 officieel twee nieuwe landelijke eenheden: de Eenheid Landelijke Expertise en Operaties en de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies. De huidige Landelijke Eenheid houdt dan op te bestaan.
Voor verzoekster betekent dit dat zij met ingang van 1 januari 2024 wordt geplaatst bij het organisatieonderdeel Intelligenceknooppunt Nationaal (LX) bij de Dienst Landelijke Intelligenceorganisatie in de Eenheid Landelijke Expertise en Operaties. Haar functie en plaats van tewerkstelling blijven ongewijzigd. Deze plaatsing heeft geen gevolgen voor haar huidige (persoonlijke) inschaling en eventuele vastgelegde afspraken.
2.3.
In december 2023 heeft verzoekster haar collega [naam 2] aangesproken op bepaald handelen. Vanaf dat moment zijn de verhoudingen tussen hen verslechterd.
Op 18 januari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de leiding, verzoekster en [naam 2] om de kwestie bespreekbaar te maken. Dit heeft, evenals een voorstel tot mediation, niet tot resultaat geleid. In april 2024 zijn er gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen. Verzoekster heeft bij haar gesprek bepaald handelen van [naam 2] genoemd, dat, volgens haar, duidt op schending van procedures en integriteit. Ook stelt verzoekster dat hij zich ten onrechte profileert als teamleider van K&A.
2.4.
Verzoekster is vanwege genoemde verslechterde verhoudingen in juni 2024 op eigen initiatief en informeel (tijdelijk) werkzaamheden gaan verrichten bij de DR van de eenheid Den Haag. Voor ongeveer 9 uur per week bleef zij werkzaamheden verrichten voor K&A.
2.5.
Op 8 november 2024 heeft verzoekster verweerder aangeschreven over voortdurende integriteitsschendingen van [naam 2] en zijn aantijgingen jegens haar, waarmee hij, volgens verzoekster, is doorgegaan na haar (tijdelijke) overplaatsing.
2.6.
Op 11 november 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het Hoofd Operatiën, [naam 1] en verzoekster. Volgens verzoekster is jegens haar begrip getoond en zijn verontschuldigingen aangeboden voor de situatie waarin zij zich bevond. Erkend is dat de politie verzoekster niet had kunnen beschermen tegen de door [naam 2] gepleegde ondermijning, aldus verzoekster.
2.7.
In december 2024 is opdracht gegeven tot een onderzoek door het team Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK).
2.8.
Bij e-mailbericht van 26 januari 2025 is aan verzoekster en [naam 2] meegedeeld dat, na een gesprek bij Europol over de aanstaande te organiseren Cyber Patrol actie (Pandora), ervoor is gekozen om verzoekster hieraan te koppelen. Verzoekster gaat de voorbereiding doen met de Europese partners, hierover communiceren en aansluiten. Aan [naam 2] is verzocht om zijn expertise en netwerk beschikbaar te stellen ten behoeve van verzoekster en verder wordt verzocht om verzoekster in hun gezamenlijke netwerk in positie te brengen. Deze actie staat gepland in oktober 2025.
2.9.
In februari 2025 heeft de interim teamleider, die in juni 2024 was aangesteld om de danig verzuurde verhoudingen tussen verzoekster en [naam 2] te herstellen, zijn opdracht teruggegeven. Er is geen resultaat geboekt.
2.10.
Bij brief van 7 maart 2025 heeft verzoekster verweerder onder meer gesommeerd om, in afwachting van het onderzoek door VIK, [naam 2] tijdelijk op non-actief te stellen. Zij wil terugplaatsing naar K&A, zodat zij haar eigenlijke functie weer kan vervullen.
Verweerder heeft geen aanleiding gezien om lopende het VIK-onderzoek rechtspositionele maatregelen jegens [naam 2] te treffen.
Waar gaat deze zaak over?
3. Verweerder heeft het bestreden besluit genomen. Verweerder acht het verlenen van buitengewoon verlof aan verzoekster, maar afzonderlijk ook aan [naam 2] , aangewezen, omdat er een onwerkbare situatie en een onderlinge vertrouwensbreuk is ontstaan. De situatie heeft een ernstige weerslag op zowel verzoekster als [naam 2] . Ook de directe collega’s hebben hier last van. Dit heeft gevolgen voor het functioneren van K&A.
Het buitengewoon verlof betreft alleen de werkzaamheden met betrekking tot K&A. Verweerder realiseert zich dat verzoekster ook privé activiteiten inzake het onderwerp
K&A heeft. Daar wil verweerder niet aan in de weg staan, maar verzoekster wordt dringend verzocht daarbij weg te blijven bij zaken die de werkzaamheden of de reputatie van K&A negatief zouden kunnen beïnvloeden. Het besluit blijft van kracht zolang de eenheidsleiding nodig heeft om tot een duurzame oplossing te komen voor de functie van de expertise K&A en de bijbehorende werkprocessen in het korps en zolang het oriënterende onderzoek bij VIK loopt.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening verzoekster niet kan worden ontzegd.
5.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat, anders dan verzoekster bij herhaling heeft gesteld, geen sprake is van een schorsing maar van buitengewoon verlof voor korte duur met behoud van bezoldiging. Dit is een zuivere ordemaatregel en het heeft geen diffamerend karakter. [3]
5.2.
Van de zijde van verweerder is op zitting meegedeeld dat [naam 2] in het conflict een grotere rol heeft gespeeld en voorts is erkend dat aan verzoekster op 11 november 2024 verontschuldigingen zijn aangeboden. Dit neemt niet weg dat ook verzoekster haar rol in de situatie heeft (gehad), aldus verweerder. Verweerder heeft desgevraagd meegedeeld dat VIK inmiddels een rapport heeft uitgebracht, maar dat nog niet is toegekomen aan verdere beoordeling daarvan door de periode met de NAVO-top en vakanties. Verwacht wordt dat er binnen twee à drie weken meer duidelijkheid zal zijn over of het onderzoek moet worden voortgezet dan wel een voorlopige conclusie kan worden getrokken. Er is nu niets concreets. Verweerder wenst nergens op vooruit te lopen en eerst het VIK-rapport te beoordelen.
Verzoekster heeft opgemerkt dat het VIK-rapport ruim voor de NAVO-top beschikbaar was en dat al duidelijkheid gegeven had kunnen worden.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat nu het VIK-rapport voorhanden is,
verweerder met spoed het rapport zal moeten beoordelen en aan de betrokkenen duidelijkheid zal moeten geven over wat de volgende stap wordt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder op zitting niet heeft kunnen toelichten waarop of op wie het VIK-onderzoek was gericht en evenmin of het onderzoek al dan niet oriënterend was. De voorzieningenrechter zal zich daarom in deze procedure onthouden van een oordeel over het ontstaan en het verloop van de problematiek in de samenwerking tussen verzoekster en [naam 2] . Dit geldt ook voor het standpunt van verzoekster dat zij in de hoedanigheid van klokkenluider misstanden aan de kaak heeft willen stellen. Het VIK-rapport moet door verweerder worden betrokken bij het te nemen besluit op bezwaar tegen het bestreden besluit. Voorts speelt nog dat K&A, volgens verweerder, geen afdeling is, maar een samenwerkingsverband. Bij de regionale eenheden wordt het aandachtsgebied K&A vormgegeven als taakaccent bij aangewezen taakaccenthouders. De Landelijke Eenheid ondersteunt dit. Binnen de politie wordt onderzocht of aanpassing van de structuur, waarin het samenwerkingsverband K&A nu fungeert, kan leiden tot een duurzame oplossing.
5.4.
Het gaat om buitengewoon verlof van korte duur. Verweerder heeft op zitting desgevraagd meegedeeld dat de in artikel 39, tweede lid, van het Barp genoemde ministeriële regeling niet tot stand is gekomen.
De voorzieningenrechter volgt vooralsnog het standpunt van verweerder dat een onwerkbare situatie is ontstaan binnen K&A door de verstoorde verhouding tussen verzoekster en [naam 2] . Verzoekster heeft dit op zich niet betwist. Verweerder mocht verzoekster dan ook in redelijkheid buitengewoon verlof verlenen vanwege deze situatie. [4]
5.5.
Uit rechtspraak volgt dat deze ordemaatregel slechts van korte duur mag zijn.
De vraag wat onder korte duur moet worden verstaan hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval. [5]
Het komt de voorzieningenrechter voor dat het onderzoek naar de structuur waarin het samenwerkingsverband K&A fungeert (zie 5.3.) reeds naar zijn aard een langdurig proces kan worden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het willen afwachten van dit grootschalig onderzoek zonder einddatum zich in ieder geval niet verdraagt met de bepaling “van korte duur”.
De voorzieningenrechter overweegt dat de ordemaatregel ten tijde van deze uitspraak al vier maanden voortduurt en dat verweerder het VIK-rapport nu met spoed moet beoordelen en duidelijkheid moet geven aan de betrokkenen. Het beoordelen van het VIK-rapport en het informeren van de betrokkenen valt op dit moment binnen de reikwijdte van “korte duur”.
In die zin bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
5.6.
De voorzieningenrechter acht het aangewezen om in deze zaak te bezien wat wel mogelijk is. Verzoekster vraagt als voorlopige voorziening te bepalen dat verweerder haar haar werkzaamheden bij K&A zonder enige beperking weer laat uitvoeren, op straffe van een dwangsom. Deze gevraagde voorlopige voorziening is onder de gegeven omstandigheden te verstrekkend. Op zitting heeft verweerder uitgesproken dat het mogelijk zou moeten zijn dat verzoekster incidenteel wordt ingezet op specifieke onderdelen, echter onder strikte voorwaarden. De voorzieningenrechter heeft uit het verhandelde ter zitting opgemaakt dat verweerder zich niet verzet tegen de inzet van verzoekster bij de organisatie van Pandora, zoals vermeld in de e-mail van 26 januari 2025 (zie 2.9.). Verweerder heeft meegedeeld dat daartegenover staat dat [naam 2] mogelijk ook incidenteel kan worden ingezet. Verweerder maakt graag gebruik van de aanwezige expertise en heeft geen intentie om verzoekster en [naam 2] te laten samenwerken.

Conclusie

6. De voorzieningenrechter zal een voorlopige voorziening treffen, in die zin dat verweerder verzoekster per direct en onder de daarvoor geldende strikte voorwaarden, zal inzetten bij (de voorbereiding van) de organisatie van Pandora (die in oktober 2025 plaatsvindt) en de nasleep daarvan, tot 1 januari 2026.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).
Voorts moet verweerder het betaalde griffierecht aan verzoekster vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat verweerder
verzoekster per direct en onder de daarvoor geldende strikte voorwaarden, zal
inzetten bij (de voorbereiding van) de organisatie van Pandora (die in oktober 2025
plaatsvindt) en de nasleep daarvan, tot 1 januari 2026;
- draagt verweerder op de betaalde griffierechten van € 194,- aan verzoekster te
vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 39, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
2.Artkel 3a, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp)
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 25 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3215, r.o. 6.3.2., en van 7 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3514, r.o. 3.6.
4.Zie voetnoot 3.
5.Vergelijk de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2008, ECLI:NL:RBAMS:2008:BD2328