In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H.C. van Asperen, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft de aanvraag op 23 september 2023 ontvangen, maar heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 21 maanden beslist. Eiser heeft de minister op 3 juli 2025 in gebreke gesteld, waarna hij beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank heeft de minister een termijn van acht weken gegeven om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 30 september 2025.