In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging nareis asiel. De rechtbank had eerder bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak van 1 november 2024 moest beslissen. Eiser stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en geen schriftelijke mededeling heeft gedaan over nader onderzoek. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank geeft de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 37.500,-. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50 en het griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 30 september 2025.