ECLI:NL:RBDHA:2025:19574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
11936523 EJ VERZ 25-80990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van professionele bewindvoerder wegens niet voldoen aan kwaliteitseisen en belangenverstrengeling

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 27 oktober 2025, is Adekwaam B.V. ambtshalve ontslagen als bewindvoerder over de goederen van een betrokkene, met ingang van 1 november 2025. Dit ontslag is het gevolg van het niet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen CBM. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eigenaren van Adekwaam, die eerder in dienst waren bij het kantoor Oprecht Leiden B.V., betrokken waren bij misstanden die hebben geleid tot het ontslag van Oprecht. Een van de eigenaren heeft zelfs een woning gekocht van een cliënt van Oprecht, wat een duidelijke belangenverstrengeling vormt.

De procedure begon met een brief van de kantonrechter op 6 oktober 2025, waarin Adekwaam werd geïnformeerd over het voornemen tot ontslag. Adekwaam werd opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 14 oktober 2025, die op verzoek van de gemachtigde werd verplaatst naar 20 oktober 2025. Tijdens deze zitting is Adekwaam gehoord en is er een verweerschrift ingediend. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat er gewichtige redenen zijn voor het ontslag, gezien de betrokkenheid van de eigenaren bij de misstanden en het gebrek aan integriteit.

De nieuwe bewindvoerder is benoemd met ingang van dezelfde datum als het ontslag, en de betrokkene is in de gelegenheid gesteld om een andere bewindvoerder voor te dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en blijft in stand totdat er in hoger beroep anders wordt beslist. De kantonrechter heeft benadrukt dat het vertrouwen in de bewindvoerder cruciaal is, vooral gezien de kwetsbaarheid van de betrokkenen die onder bewind staan.

Uitspraak

beschikking

Rechtbank den haag

Zittingsplaats Den Haag
Zaaknr.: 11936523 EJ VERZ 25-80990
BM 18253

Beschikking van de kantonrechter tot ambtshalve ontslag/benoeming bewindvoerder

in het bewind over de goederen van:

[betrokkene] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen: betrokkene,
waarin thans bewindvoerder is:

Adekwaam B.V.,

correspondentieadres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats 1] ,
hierna te noemen: Adekwaam,
gemachtigde: mr. K. Verheij.

Procedure

Bij brief van 6 oktober 2025 heeft de kantonrechter aan Adekwaam bericht dat hij het voornemen heeft om Adekwaam wegens gewichtige redenen te ontslaan in alle zaken bij deze rechtbank vanwege het niet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals die zijn neergelegd in het Besluit kwaliteitseisen CBM. Adekwaam is daarbij opgeroepen om over dat voornemen te worden gehoord op de mondelinge behandeling van 14 oktober 2025. Op verzoek van de gemachtigde van Adekwaam is deze zitting verplaatst naar 20 oktober 2025.
Ter zitting van 20 oktober 2025 is Adekwaam gehoord. Daarbij zijn namens Adekwaam verschenen: [naam 1] , [naam 2] en de gemachtigde. Voorafgaande aan de zitting heeft de gemachtigde een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.
Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.

BeoordelingDe kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder ambtshalve ontslagen moet worden op grond van gewichtige redenen. Voor de uitgebreide motivering van de redenen voor het ambtshalve ontslag wordt verwezen naar de aangehechte bijlage, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.

De kantonrechter heeft
[bedrijfsnaam] B.V., kantoorhoudende dan wel gevestigd te [postcode 3] [vestigingsplaats] , [postbus] , benaderd en gevraagd of zij bereid is een benoeming tot bewindvoerder te aanvaarden. Zij heeft zich schriftelijk bereid verklaard de benoeming als zodanig te aanvaarden.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt de kantonrechter dat het ontslag van de huidige bewindvoerder ingaat per 1 november 2025. De kantonrechter benoemt de nieuwe bewindvoerder met ingang van dezelfde datum.
De betrokkene is gelet op de spoedeisendheid van het ontslag en het feit dat dit ontslag in meerdere zaken tegelijk wordt gegeven, niet gehoord, maar zal daartoe desgewenst alsnog in de gelegenheid worden gesteld. De eerste taak van de opvolgend bewindvoerder is om het dossier over te nemen, dat te inventariseren, eventuele problemen te analyseren en passende maatregelen te nemen. Daarvoor geeft de kantonrechter de nieuwe bewindvoerder drie maanden de tijd.
Nadat betrokkene op deze wijze kennis heeft kunnen maken met de werkwijze van de nieuwe bewindvoerder, wordt aan betrokkene de gelegenheid geboden om een andere (opvolgende) bewindvoerder voor te dragen indien betrokkene dat wenst. Daarvoor dient betrokkene bij brief aan te geven welke nieuwe bewindvoerder gewenst wordt en bereid is om deze taak op zich te nemen en waarom de benoemde bewindvoerder moet worden vervangen. Indien niet uiterlijk op 1 februari 2026 een dergelijk bericht is ontvangen, zal betrokkene geacht worden akkoord te zijn met de benoemde bewindvoerder. Indien betrokkene verzoekt om een andere bewindvoerder, zullen de daarmee gemoeide kosten voor het opmaken van een eindrekening en verantwoording en de aanvangswerkzaamheden voor de nieuw te benoemen bewindvoerder voor rekening van betrokkene komen.
Aangezien het ontslag te wijten is aan de bewindvoerder zal de kantonrechter bepalen dat de bewindvoerder geen vergoeding voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording mag opnemen.
Het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister, voor zover het bewind al gepubliceerd was voor de wijziging.
Uit de wet vloeit voort dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is en in stand blijft zolang niet in eventueel hoger beroep anders is beslist.

Beslissing

De kantonrechter:
- ontslaat
Adekwaam B.V.met ingang van 1 november 2025 als bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van betrokkene;
- benoemt
[bedrijfsnaam] B.V.met ingang van 1 november 2025 tot opvolgend bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van betrokkene;
- bepaalt dat de ontslagen bewindvoerder eindrekening en -verantwoording aflegt aan de nieuwe bewindvoerder en die vervolgens doet toekomen aan de kantonrechter;
- bepaalt dat het ontslag van de huidige bewindvoerder en de benoeming van de nieuwe bewindvoerder worden ingeschreven in het openbaar Centraal Curatele- en bewindregister, voor zover het bewind al gepubliceerd was voor de wijziging;
- bepaalt dat de nieuwe bewindvoerder voor de (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven, ten laste van het vermogen van betrokkene mag brengen.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 oktober 2025.
BIJLAGE, behorende bij de beschikking met bovengenoemd zaaknummer van 27 oktober 2025
Bij beschikkingen van 14 juli 2025 is het kantoor Oprecht Leiden B.V. (hierna: Oprecht) met ingang van 21 juli 2025 ontslagen in alle zaken bij deze rechtbank vanwege, kort gezegd, belangenverstrengeling (ECLI:NL:RBDHA:2025:12594). Bij email van dezelfde datum is aan Adekwaam bericht dat vanwege de banden die tussen Adekwaam en Oprecht bestonden op dat moment nog niet beoordeeld kon worden of Adekwaam benoembaar zou blijven, dat daarom besloten werd om Adekwaam vooralsnog niet benoembaar te achten in nieuwe zaken en dat in september 2025 een gesprek met Adekwaam gepland zou worden.
Op 11 september 2025 heeft het gesprek met Adekwaam op de rechtbank plaatsgevonden. De kantonrechter heeft toen bericht dat er nog onderzoek werd gedaan, door onder andere oud-medewerkers van Oprecht te horen, en dat uiterlijk op 11 oktober 2025 bekend zou worden gemaakt welke beslissing zou worden genomen.
Bij brief van 6 oktober 2025 heeft de kantonrechter aan Adekwaam bericht dat hij het voornemen heeft om Adekwaam wegens gewichtige redenen te ontslaan in alle zaken bij deze rechtbank.
Ter zitting van 20 oktober 2025 is Adekwaam gehoord. Voorafgaande aan de zitting heeft de gemachtigde een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Ingevolge de artikelen 1:385, eerste lid, aanhef en onder d, 1:448, tweede lid, en 1:461, tweede lid, BW kan de curator/bewindvoerder/mentor ambtshalve worden ontslagen wegens gewichtige redenen of omdat niet meer wordt voldaan aan de eisen om curator/bewindvoerder/mentor te kunnen worden.
Mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) zijn indirect eigenaar en bestuurder van Adekwaam. De heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is per 1 juni 2025 in dienst getreden van Adekwaam, terwijl hij op dat moment formeel nog in dienst was bij Oprecht.
[naam 1] was in dienst van Oprecht vanaf 9 juli 2018 tot 17 maart 2025. Daarvoor was zij stagiaire bij Oprecht. [naam 2] was in dienst van Oprecht vanaf 1 april 2015 tot 17 maart 2025. [naam 3] was in dienst van Oprecht vanaf augustus 2017 tot en met juli 2025. Voor alle drie personen geldt dus dat zij langdurig in dienst zijn geweest bij Oprecht.
[naam 1] heeft, terwijl zij werkzaam was als bewindvoerder bij Oprecht, de woning van een cliënt van Oprecht ( [zaaknummer] ), aan de [adres 3] , [postcode 4] [plaats 2] gekocht voor een bedrag van € 250.000 k.k., waarvan de levering heeft plaatsgevonden op 1 november 2024. Daarvoor huurde [naam 1] deze woning al. De huurovereenkomst werd op 15 december 2017 ondertekend.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b en d, en derde lid van het Besluit kwaliteitseisen CBM geniet de curator/bewindvoerder, direct of indirect, geen ander voordeel uit zijn positie als curator/bewindvoerder dan de beloning die hij voor zijn curator-/bewindvoerderschap ontvangt. In het bijzonder:
b. koopt hij geen goederen van de onder curatele/bewind gestelde;
d. geniet hij geen voordeel van enige opdracht die hij aan zichzelf of een derde verstrekt in het kader van zijn curator/bewindvoerderschap.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, wordt als een indirect voordeel voor de curator/bewindvoerder beschouwd een voordeel, bedoeld in het eerste lid, genoten door personen door wie de curator/bewindvoerder zijn taak uitoefent.
[naam 1] heeft in strijd gehandeld met de kwaliteitseisen, wat maakt dat zij niet benoembaar is als bewindvoerder. Aangezien zij tevens indirect eigenaar en bestuurder is van het kantoor Adekwaam voldoet het kantoor niet aan de kwaliteitseisen. Dit is volgens de artikelen 1:385, eerste lid, aanhef en onder d, 1:448, tweede lid, en 1:461, tweede lid, BW al voldoende grond voor ontslag in alle zaken bij deze rechtbank.
Door Adekwaam is als verweer aangevoerd dat [naam 1] , toen zij de woning ging huren, nog maar 18 jaar oud was, onervaren was en niet wist dat de woning toebehoorde aan een cliënt van Oprecht. Voor de verkoop is machtiging verleend door de kantonrechter. Verder heeft de cliënt geen nadeel ondervonden van de verkoop van de woning aan [naam 1] omdat de woning voor een hoger bedrag is aangekocht dan de waarde in verhuurde staat.
Dit verweer slaagt niet. In de door [naam 1] getekende huurovereenkomst stond als verhuurder vermeld Oprecht in de hoedanigheid van bewindvoerder van de cliënt. [naam 1] had dus vanaf aanvang moeten weten dat de woning aan een cliënt toebehoorde. Ter zitting heeft [naam 1] erkend dat zij, nadat een medehuurster was vertrokken, de helft van de huur is blijven betalen. Verder is de huur nooit geïndexeerd. In zoverre is de cliënt al benadeeld. In het machtigingsverzoek voor de verkoop van de woning is de kantonrechter verder niet geïnformeerd over het feit dat de koper een medewerkster van Oprecht was. Wel werd vermeld dat de woning verkocht werd aan de huurster die de woning niet wenste te verlaten. Als de kantonrechter volledig was geïnformeerd, dan zouden er naar aanleiding van het machtigingsverzoek zeker nadere vragen gesteld zijn. Indien de woning immers niet was verhuurd aan een medewerkster van het kantoor dan had de woning voor een bedrag ter hoogte van de vrije verkoopwaarde verkocht kunnen worden. De getaxeerde marktwaarde, vrij van huur was € 290.000, de WOZ waarde bedroeg € 325.000. Adekwaam heeft aangevoerd dat [naam 1] er op mocht vertrouwen dat Oprecht de kantonrechter in het machtigingsverzoek goed zou informeren. Zij had zich er echter bewust van moeten zijn dat de aankoop van een woning van een cliënt door een medewerkster van Oprecht een heikele kwestie was en had zich er dus zelf van moeten vergewissen dat de kantonrechter goed werd geïnformeerd in het machtigingsverzoek.
Zelfs al zou over het bovenstaande kunnen worden heengestapt, dan blijft het probleem bestaan dat er niet op kan worden vertrouwd dat Adekwaam in de toekomst steeds aan de kwaliteitseisen zal voldoen en als een integere en vakbekwame bewindvoerder/curator/mentor zal optreden. Het gaat hier om een kwetsbare groep betrokkenen die een beschermingsmaatregel nodig hebben. Wanneer de belangenbehartiging van deze mensen wordt toevertrouwd aan bewindvoerders/mentoren/curatoren, moet er het vertrouwen bestaan dat die belangen steeds naar eer en geweten zullen worden waargenomen.
De kantonrechter heeft dat vertrouwen niet. [naam 1] en de heren [naam 2] en [naam 3] hebben jarenlang gewerkt voor Oprecht in een leidinggevende positie en in samenwerking met mw. [naam 4] , de directrice/eigenaar van Oprecht. Weliswaar hebben zij bestreden dat zij een leidinggevende positie hadden en wisten wat er precies speelde, maar zij hebben erkend dat zij leiding gaven aan teams en deel uitmaakten van het managementteam. In elk geval waren zij bekend met de situatie dat cliënten van het kantoor werkzaamheden op het kantoor verrichtten en dat (voormalig) cliënten in dienst kwamen als (assistent)bewindvoerder. Zij hebben geweten, althans hadden moeten weten, dat de wijze waarop de onderneming werd geleid en hoe er met cliënten werd omgegaan niet voldeed aan de kwaliteitseisen en de algemene integriteitsnormen. Desondanks is dit voor hen geen aanleiding geweest om melding te doen bij de rechtbank of het Landelijk kwaliteitsbureau CBM (LKB). Zij hebben zich erop beroepen dat zij wel vragen hebben gesteld aan mevrouw [naam 4] en dat haar verklaring steekhoudend leek te zijn. Zij hebben die verklaring echter niet geverifieerd bij de instanties die het betrof, zoals de rechtbank, het LKB en/of het UWV. Verder hebben zij zich er op beroepen dat er een angstcultuur heerste binnen het kantoor, waarbij mevrouw [naam 4] met strakke hand leiding gaf en zij slechts haar opdrachten uitvoerden. Voor zover dit waar zou zijn, hebben zij kennelijk geen aanleiding gezien om het kantoor te verlaten en ander werk te zoeken. Zij hebben zich daarmee neergelegd bij de situatie en hebben er in wezen aan meegewerkt dat de onwenselijke situatie binnen het kantoor en voor de cliënten jarenlang heeft kunnen voortbestaan.
Op grond van het bovenstaande is er grond om Adekwaam te ontslaan in alle zaken bij deze rechtbank.