ECLI:NL:RBDHA:2025:1959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49895 en NL24.49896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Senegalese eiser met homoseksuele geaardheid afgewezen als ongegrond

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2025, wordt het beroep van een Senegalese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag behandeld. De eiser, die problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid, had op 23 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 10 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 21 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

De rechtbank oordeelt dat de minister de seksuele geaardheid van de eiser ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank stelt vast dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd ter onderbouwing van zijn asielmotieven, zoals medische en politiegegevens over de geweldsincidenten die hij heeft meegemaakt. De rechtbank concludeert dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag in de versnelde procedure te behandelen, aangezien Senegal in het algemeen niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en wijst de asielaanvraag van de eiser af als ongegrond, met een vertrektermijn van vier weken naar Senegal.

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van de eiser, die zijn gemaakt voor de rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in gevallen waarin de geloofwaardigheid van de verklaringen van de aanvrager ter discussie staat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49895 en NL24.49896
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Angela).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 23 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, J. van der Hulst als tolk, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Senegalese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2003. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Eiser had in Senegal een relatie met een man genaamd [naam] en hij ging om met homoseksuele vrienden. Verder was hij in Senegal actief voor een LHBTI-belangenorganisatie als secretaris-generaal. Buurtbewoners hebben eiser mishandeld toen zij erachter kwamen dat hij homoseksueel is. Eiser heeft vanwege zijn homoseksuele geaardheid ook problemen met de islamitische groepering And Samm Jikko Yi. Leden van die groepering hebben de werkplaats van eiser in brand gestoken en hem bedreigd. Eiser heeft hiervan op 18 november 2024 melding gedaan bij de politie maar zij gaven aan eiser niet te kunnen helpen.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
de homoseksuele geaardheid van eiser; en
de problemen vanwege de geaardheid van eiser.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder vindt de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die hij daarom heeft ondervonden niet geloofwaardig. Daarbij is van belang dat eiser deze asielmotieven niet volledig heeft onderbouwd met objectieve documenten. Eiser krijgt ook niet het voordeel van de twijfel. Zijn verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat eiser ongeloofwaardige, wisselende en summiere verklaringen heeft afgelegd over deze asielmotieven. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij homoseksueel is en daarom problemen ondervindt, is niet gebleken dat Senegal voor eiser persoonlijk geen veilig land van herkomst is. Eiser heeft gelet hierop geen vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag [1] en hij loopt geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [2] Verweerder heeft eisers aanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Verweerder mocht eiser niet tegenwerpen dat hij zich niet voldoende heeft ingespannen om zijn relaas met documenten te onderbouwen. Fysieke documenten die eiser had, zijn verwoest bij een brand. Eiser heeft in beroep een scan van zijn lidmaatschapspas van de belangenorganisatie waarvoor hij actief was en een vaccinatiebewijs overgelegd. De pas onderbouwt zijn geaardheid en laat zien dat hij secretaris-generaal van de organisatie was. Ook mocht verweerder eiser niet tegenwerpen dat zijn uitleg van wat homoseksualiteit is, stereotyperend en oppervlakkig is. Er zijn immers verschillende invullingen van homoseksualiteit en verweerder heeft niet deugdelijk onderbouwd dat eiser uitgebreider had moeten verklaren op dit punt. Tot slot heeft verweerder eisers aanvraag niet kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond, omdat Senegal in het algemeen niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Eiser sluit zich in dit kader aan bij een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 januari 2025. [4]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Geloofwaardigheid homoseksuele geaardheid
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers seksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De rechtbank zal dit oordeel hieronder uitleggen.
7. Verweerder heeft eiser wat betreft beide asielmotieven niet ten onrechte tegengeworpen dat hij deze onvoldoende heeft onderbouwd met documenten en daarvoor geen goede verklaring heeft. In het licht van eisers asielrelaas is het bestaan van documenten te verwachten, zoals medische- en politiegegevens rondom het door eiser omschreven geweldsincident, documentatie over de activiteiten van LHBTI-belangenorganisatie en eisers betrokkenheid daarbij en gegevens ter onderbouwing van de relatie met [naam] . Verweerder mocht eisers verklaring dat er documenten verloren zijn gegaan bij de brand in zijn werkplaats, onvoldoende vinden. Hoewel de gestelde brand het ontbreken van documenten deels kan verklaren, mocht verweerder het bestaan van meer digitale documenten verwachten. Dit geldt vooral voor eisers gestelde relatie met [naam] die in ieder geval zes maanden zou hebben geduurd en zijn activiteiten voor de LHBTI-belangengroep nu eiser stelt een besturende functie te hebben bekleed binnen deze organisatie. De in beroep overgelegde documenten maken dit niet anders. De rechtbank volgt verweerder in zijn betoog dat aan de pas op zichzelf weinig waarde toekomt, omdat het gaat om een scan zonder datum en ondertekening die niet op echtheid te controleren is en die zeer weinig tot geen feitelijke informatie bevat. Van het vaccinatiebewijs is niet duidelijk geworden hoe deze het asielrelaas ondersteunt. De overgelegde documenten wegen in dit licht niet op tegen de tegenstrijdigheden en vaagheden in de verklaringen van eiser, waarop de rechtbank hieronder in zal gaan.
8. Verweerder mag vinden dat de verklaringen van eiser wat betreft zijn geaardheid geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder mag eiser op dit punt tegenwerpen dat eiser weinig inzicht heeft gegeven in zijn innerlijke ervaringen, bijvoorbeeld omdat hij oppervlakkig heeft verklaard over zijn gedachten en gevoelens na de ontdekking van zijn geaardheid. Zo heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt waarom het voor hem makkelijk was om achter zijn homoseksuele geaardheid te komen en deze verborgen te houden ondanks de vijandigheid tegen homoseksuelen in zijn land. [5] Verweerder heeft in dat licht ook ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiser homoseksualiteit zag als een mooi alternatief, omdat hij na de beëindiging van zijn relatie met zijn ex-vriendin niet meer van vrouwen hield. [6] Verweerder mocht ook betrekken dat eiser weinig inzicht heeft gegeven in waarom hij [naam] leuk vond. De enkele verklaring dat hij aardig en vrijgevend was [7] heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden, nu dit ook van toepassing kan zijn op vrienden en familie. Ook heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser wisselend en vaag heeft verklaard over de begindatum en duur van deze relatie. [8] Verweerder mocht ook wijzen op eisers tegenstrijdige verklaringen over of het einde van zijn relatie met zijn ex-vriendin wel of niet heeft bijgedragen aan de ontdekking en ontwikkeling van zijn homoseksualiteit. Hetzelfde geldt voor eisers tegenstrijdige verklaringen over zijn onderzoek naar homoseksualiteit en zijn betrokkenheid bij de LHBTI-gemeenschap in Senegal. Zo geeft eiser verschillende jaartallen waarin hij voor het eerst online onderzoek naar homoseksualiteit heeft gedaan [9] en geeft hij verschillende benamingen aan de belangenorganisatie waarvoor hij actief was. [10]
9. De stelling van eiser dat verweerder hem niet mocht tegenwerpen dat hij oppervlakkig en stereotyperend heeft verklaard over wat homoseksualiteit voor hem betekent, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in dat kader erop kunnen wijzen dat eiser heeft verklaard dat homoseksualiteit een persoonlijke keuze is en dat homoseksuelen zich gedragen als meisjes. [11] Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat van eiser meer persoonlijke en minder stereotyperende verklaringen mochten worden verwacht over wat het voor eiser betekent homoseksueel te zijn, juist ook omdat hij heeft verklaard in Senegal een homoseksuele relatie te hebben gehad en nauw betrokken te zijn geweest bij de LHBTI-gemeenschap in Senegal.
Senegal als veilig land van herkomst
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de asielaanvraag van eiser te behandelen in de versnelde procedure. Bij uitspraak van deze rechtbank van de meervoudige kamer van 8 januari 2025, is geoordeeld dat Senegal in zijn algemeenheid niet kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. [12] Daaruit volgt dat verweerder de asielaanvraag van eiser niet in de versnelde procedure mocht behandelen. Verweerder heeft ook ten onrechte de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en verklaart artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vv 2000 [13] onverbindend.
11. Op grond van artikel 8:41a van de Awb [14] beslecht de bestuursrechter het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verweerder zich, zoals hierboven in overwegingen 6 tot en met 9 besproken, op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft niet gesteld dat hij door de toepassing van de versnelde procedure niet alles omtrent zijn asielrelaas naar voren heeft kunnen brengen en dit is de rechtbank in dit geval ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b van de Vw 2000 en het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. [15]
13. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de asielaanvraag van eiser af te wijzen als ongegrond. [16] Deze uitspraak geldt ook als terugkeerbesluit. [17] Omdat verweerder – buiten de kennelijke ongegrondheid – geen andere gronden heeft gegeven waarom eiser een vertrektermijn kon worden onthouden, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de vertrektermijn vier weken bedraagt en dat deze aanvangt met ingang van de dag na verzending van deze uitspraak. [18] Omdat Senegal het herkomstland van eiser is, moet hij daarheen vertrekken.
14. Omdat het bestreden besluit – waar het terugkeerbesluit een onderdeel van is – is vernietigd, komt daarmee ook de grondslag voor het bij dat besluit opgelegde inreisverbod te vervallen en wordt dit vernietigd. Nu eiser geen vertrektermijn kan worden onthouden, bestaat geen mogelijkheid meer een inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 op te leggen.
15. Nu op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
16. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.721,-. [19]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- wijst de asielaanvraag af als ongegrond;
- bepaalt dat eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak moet vertrekken naar Senegal;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de totale proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.721,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. H.S. van Wessel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met de uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
5.Zie pagina 11 van het verslag van het aanvullend gehoor.
6.Zie pagina 6 van het verslag van het aanvullend gehoor.
7.Zie pagina 12 van het verslag van het aanvullende gehoor.
8.Zie pagina’s 8 en 11 van het verslag van het aanvullend gehoor.
9.Zie pagina 5 van het verslag van het aanvullend gehoor.
10.Zie pagina 11 van het verslag van het gehoor veilig land van herkomst en pagina’s 8 en 9 van het verslag van het aanvullend gehoor.
11.Zie pagina’s 8 en 11 van het verslag van het aanvullend gehoor.
13.Voorschrift Vreemdelingen 2000.
14.Algemene wet bestuursrecht.
15.Artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
16.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.
17.Op grond van artikel 45, eerste lid, van de Vw 2000.
18.Op grond van artikel 62, eerste lid, van de Vw 2000. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1331, rechtsoverweging 7.1.
19.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.