ECLI:NL:RBDHA:2025:19616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.25173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een visumaanvraag voor kort verblijf en de motivering van de afwijzing door de minister van Buitenlandse Zaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. Eiseres, geboren in 1994 en van Ghanese nationaliteit, had op 15 november 2023 een visum aangevraagd om haar referent in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, die stelde dat eiseres onvoldoende sociale en economische binding met Ghana had aangetoond en er redelijke twijfel bestond over haar voornemen om het Schengengebied tijdig te verlaten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en de rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er aan eiseres geen visum kon worden verleend. De rechtbank wijst erop dat, hoewel de minister terecht opmerkt dat eiseres weinig binding heeft met Ghana, dit niet voldoende is om te concluderen dat haar terugkeer niet gewaarborgd is. De rechtbank benadrukt dat eiseres en haar referent een relatie hebben en dat zij een duidelijk doel voor ogen hebben met het verblijf in Nederland. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de minister een dwangsom van € 1.442,- aan eiseres verschuldigd is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.25173

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Ibisevic),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van der Burg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een visum kort verblijf bij [naam] .
1.1
Verweerder heeft deze aanvraag in het besluit van 7 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 augustus 2024 is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres, referent en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de visumaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Eiseres is geboren op [datum] 1994 en heeft de Ghanese nationaliteit. Zij heeft op 15 november 2023 een visum aangevraagd met het doel om referent te bezoeken in Nederland.
5. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen. Eiseres heeft het doel en de omstandigheden van haar verblijf onvoldoende aangetoond [1] . Verder is er redelijke twijfel over het voornemen van eiseres om het Schengengebied te verlaten voor de geldigheidsduur van het visum verloopt [2] , aldus verweerder.
6. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In bezwaar heeft eiseres overgelegd:
- een verklaring referent;
- kopieën van whatsapp gesprekken;
- paspoort referent met in- en uitreisstempels Ghana;
- vliegtickets van referent;
- foto’s van eiseres en referent;
- bewijs van bezittingen en diploma’s.
7. In de beslissing op bezwaar werpt verweerder niet langer tegen dat eiseres het doel en de omstandigheden van haar verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Verweerder werpt nog wel tegen dat redelijke twijfel bestaat over haar voornemen om het Schengengebied te verlaten voor de geldigheidsduur van het visum verloopt. Eiseres heeft volgens verweerder haar sociale en economische binding met Ghana onvoldoende aangetoond. Eiseres is ongehuwd en heeft geen kinderen. Dat haar moeder, zus en nicht in Ghana wonen, is voor verweerder onvoldoende om tijdige terugkeer te waarborgen. Uit de overgelegde documenten blijkt dat zij zorg verleent aan haar nicht, maar niet dat deze zorg van dien aard is dat zij daarvoor gehouden zou zijn tijdig terug te keren. Er is volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat niemand anders deze zorg over zou kunnen nemen. Ook de economische binding is onvoldoende aangetoond. Eiseres had werk als zelfstandige in Ghana, maar in bezwaar is gebleken dat zij geen werk meer heeft en op zoek is naar een baan. De overgelegde diploma’s en certificaten maken de economische binding ook niet aannemelijk. Tenslotte merkt verweerder op dat referent weliswaar eerder garant heeft gestaan voor iemand die op een visum kort verblijf naar Nederland is gekomen, maar is dit volgens verweerder onvoldoende om terugkeer te garanderen, omdat elke aanvraag op zijn eigen merites wordt beoordeeld.
Vestigingsgevaar
8. Eiseres voert aan dat zij niet beoogt langer in Nederland te blijven dan toegestaan. Eiseres wil graag een tijd doorbrengen in Nederland om te kijken of ze hier kan aarden, voordat ze volgens de reguliere weg een mvv [3] aanvraagt voor verblijf bij referent. Eiseres wijst in dat verband op uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 februari 2017 [4] , 22 november 2017 [5] , 26 februari 2019 [6] en 26 januari 2024 [7] , waarin vestiging in de toekomst als een aannemelijk reisdoel is aangenomen. Namens eiseres is verder ter zitting aangevoerd dat zij niet kan onderbouwen dat zij werkt en dus economische binding heeft met Ghana, maar wel sociale binding. Eiseres is geboren en getogen in Ghana en heeft de afgelopen 30 jaar daar gewoond. Zij heeft de zorg voor haar jongere nicht. Eiseres is nog nooit buiten Ghana geweest en haar partner is altijd naar haar toegekomen. Het is voor eiseres niet denkbaar dat zij een illegaal verblijf in Nederland zou verkiezen boven haar huidige veilige bestaan in Ghana, en langdurig gescheiden zou worden van haar familie. Referent stelt nog ter zitting dat hij werkt als IT’er voor een bedrijf dat werkt in opdracht van de IND. Als eiseres niet tijdig terug zou keren zou dit grote gevolgen hebben voor zijn baan.
8.1
Volgens verweerder heeft eiseres geen sociale en economische binding met Ghana. Ter zitting heeft verweerder de volgende aanvullende motivering gegeven. Eiseres is met haar onderneming gestopt en heeft geen nieuwe baan gezocht. Ook heeft zij geen kinderen, zorg voor familieleden of zwaarwegende maatschappelijke verplichtingen die reden zouden zijn voor een tijdige terugkeer. Eiseres heeft volgens verweerder niet aangetoond dat zij (exclusief) zorg draagt voor haar nicht, omdat bij afwezigheid van eiseres de zorg door de moeder van eiseres zal worden overgenomen. Hieruit blijkt volgens verweerder dat tijdige terugkeer niet gewaarborgd is.
8.2
De rechtbank overweegt als volgt. Weliswaar heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres weinig sociale en economische binding heeft met Ghana, maar naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dat in dit geval niet zijn conclusie dat tijdige terugkeer niet gewaarborgd is. In dat verband is van belang dat verweerder niet bestrijdt dat eiseres en referent een relatie hebben en dat zij een duidelijk doel voor ogen hebben met het verblijf, namelijk dat eiseres tijdelijk naar Nederland wil komen om de Nederlandse samenleving te leren kennen, met het oog op eventuele vestiging in Nederland in de toekomst. Dit verblijfsdoel komt de rechtbank niet onaannemelijk voor, gelet op het feit dat eiseres en referent een relatie hebben en nu gescheiden van elkaar leven. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte niet betrokken dat uit het dossier blijkt dat referent meerdere keren in Ghana is geweest, dat hij een betrouwbaar profiel heeft in die zin dat hij, zoals verweerder niet heeft bestreden, referent is geweest voor meerdere personen en deze personen tijdig zijn teruggekeerd. Verder vindt de rechtbank van belang dat referent heeft verklaard voor de IND te werken en alleen al daarom zich niet kan veroorloven
om zich niet aan de regels te houden. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om Nederland niet tijdig te verlaten. De beroepsgrond slaagt.
Is de hoorplicht geschonden?
9. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte niet is gehoord. Eiseres heeft in bezwaar veel documentatie ingebracht en verweerder had bij onduidelijkheden eiseres kunnen horen. Zij heeft hier ook om gevraagd. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 juni 2022 [8]
9.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard en had daarom niet af mogen zien van een hoorzitting. Gelet op de informatie die in bezwaar is overgelegd in relatie tot de motivering van de afwijzing in de beslissing in primo, stond het op voorhand niet vast dat het niet zou kunnen leiden tot een ander resultaat. De beroepsgrond slaagt.
Moet verweerder een dwangsom betalen?
10. Eiseres voert aan dat verweerder niet op tijd heeft beslist na ontvangst van de ingebrekestelling, dat het bezwaar niet kennelijk ongegrond verklaard had mogen worden en eiseres daarom recht heeft op de betaling van een dwangsom.
10.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar te laat is beslist op het bezwaar, maar dat er geen dwangsom is verschuldigd omdat het bezwaar kennelijk ongegrond is.
10.2.1
Ingevolge artikel 4:17, eerste lid, van de Awb verbeurt het bestuursorgaan, indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.
10.2.2
Ingevolge het tweede lid bedraagt de dwangsom de eerste veertien dagen € 23,00 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,00 per dag en de overige dagen € 45,00 per dag.
10.2.3
Ingevolge het derde lid is de eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
10.2.4
Ingevolge het zesde lid, aanhef en onder c, verbeurt het bestuursorgaan geen dwangsom indien niet tijdig wordt beslist op een bezwaar dat kennelijk ongegrond is.
10.3
Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Zoals reeds besproken, is, anders dan verweerder stelt, geen sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar. Dit betekent dat verweerder een dwangsom verschuldigd is. Verweerder heeft ten onrechte de dwangsom niet vastgesteld.
10.4
Eiseres heeft verweerder op 3 mei 2024 in gebreke gesteld. Deze ingebrekestelling is op 4 mei 2024 door verweerder ontvangen. Gelet op artikel 4:17, derde lid, van de Awb is vanaf 17 mei 2024, de dag waarop twee weken zijn verstreken na het ontvangen van de ingebrekestelling, een dwangsom verbeurd. Gelet op de datum van het besluit heeft verweerder in dit geval de maximale dwangsom van € 1442,- verbeurd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 4:17, 7:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank ziet aanleiding om zelf gedeeltelijk in de zaak te voorzien en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiseres verschuldigd is ter hoogte van € 1442,-,-. Voor het overige ziet de rechtbank geen reden om zelf in de zaak te voorzien. Er is immers een nieuwe beoordeling van de aanvraag nodig is en dit is voorbehouden aan verweerder. Daar komt bij dat eiseres in bezwaar gehoord zal moeten worden. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor 8 weken.
12. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 augustus 2024;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit ziet op de vaststelling van de door verweerder verschuldigde dwangsom en stelt deze vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
Deze hersteluitspraak vervangt de inhoud van de uitspraak van 16 september 2025, zonder wijziging van de uitspraakdatum.

De hersteluitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub ii) van Verordening (EG) nr. 810/2009 (hierna: Visumcode).
2.Artikel 32, eerste lid, aanhef en onder b, van de Visumcode.
3.Machtiging tot voorlopig verblijf.
4.AWB 16/16701.
5.AWB 17/10043.
6.AWB 18/7112.