In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. Eiseres, geboren in 1994 en van Ghanese nationaliteit, had op 15 november 2023 een visum aangevraagd om haar referent in Nederland te bezoeken. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, die stelde dat eiseres onvoldoende sociale en economische binding met Ghana had aangetoond en er redelijke twijfel bestond over haar voornemen om het Schengengebied tijdig te verlaten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en de rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er aan eiseres geen visum kon worden verleend. De rechtbank wijst erop dat, hoewel de minister terecht opmerkt dat eiseres weinig binding heeft met Ghana, dit niet voldoende is om te concluderen dat haar terugkeer niet gewaarborgd is. De rechtbank benadrukt dat eiseres en haar referent een relatie hebben en dat zij een duidelijk doel voor ogen hebben met het verblijf in Nederland. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de minister een dwangsom van € 1.442,- aan eiseres verschuldigd is, omdat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.