ECLI:NL:RBDHA:2025:19637

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Koerdische vrouw uit Turkije die vreest voor huiselijk geweld

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 oktober 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Koerdische vrouw uit Turkije beoordeeld. De eiseres heeft aangegeven dat zij vreest voor geweld van haar echtgenoot, die haar in het verleden heeft bedreigd en mishandeld. Ondanks haar pogingen om van hem te scheiden en een procedure in Turkije te starten, heeft de rechtbank geoordeeld dat de afwijzing van haar asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank concludeert dat de verweerder onvoldoende heeft onderzocht of vrouwen zoals eiseres in Turkije als een sociale groep kunnen worden aangemerkt en of de Turkse autoriteiten voldoende bescherming bieden tegen huiselijk geweld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en vernietigt het bestreden besluit van de verweerder, die binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank wijst erop dat de bescherming die de Turkse autoriteiten bieden niet duurzaam en effectief is, en dat de vrees van eiseres voor haar echtgenoot niet serieus is genomen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres bij terugkeer naar Turkije voldoende bescherming kan krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37076

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Eiseres heeft aangegeven dat zij vreest voor geweld van haar echtgenoot, die haar in het verleden heeft bedreigd en mishandeld. Zij probeert al jaren van hem te scheiden en heeft daartoe in Turkije een procedure gestart. Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of vrouwen zoals eiseres in Turkije als ‘sociale groep’ kunnen worden aangemerkt en of de Turkse autoriteiten in het algemeen voldoende bescherming bieden tegen huiselijk geweld. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij vindt dat eiseres bij terugkeer naar Turkije voldoende bescherming van de autoriteiten kan krijgen.
1.2
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 18 november 2023 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 augustus 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres, E. Taskin als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres heeft de Turkse nationaliteit, is van Koerdische afkomst en is geboren op [datum] 1992. Zij is uit Turkije vertrokken uit vrees voor haar drugsverslaafde en gewelddadige echtgenoot [naam 1] . Hij is onderdeel van de bende [naam 2] . Hij mishandelde eiseres, hun dochters en grootmoeder regelmatig. Hij heeft eiseres bedreigd met de dood als zij van hem gaat scheiden. Ook heeft hij hun huis beschoten. De politie heeft eiseres niet geholpen, mede vanwege haar Koerdische achtergrond. Haar echtgenoot zit nu een straf uit voor drugscriminaliteit. Medebendeleden houden eiseres in de gaten en helpen de echtgenoot met bedreiging en intimidatie. Eiseres is vertrokken voordat haar man vrij zou komen na tien jaar in de gevangenis. Eiseres heeft haar dochters achtergelaten bij haar moeder. Tijdens het nader gehoor heeft de echtgenoot van eiseres hun jongste dochter gegijzeld en haar moeder mishandeld.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder drie asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen met de (ex) echtgenoot;
3. problemen met de bende.
4.1
Verweerder heeft het eerste en het tweede asielmotief wel en het derde asielmotief niet geloofwaardig geacht. Eiseres heeft haar derde asielmotief niet volledig met documenten onderbouwd. Verweerder acht dit asielmotief niet alsnog geloofwaardig, omdat de verklaringen van eiseres over de problemen met de bende geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
4.2
De vrees voor de echtgenoot van eiseres heeft volgens verweerder geen raakvlak met de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres behoort niet tot een bijzondere sociale groep, zoals bedoeld in paragraaf C2/3.2.5.2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Eiseres heeft namelijk tot aan haar vertrek kunnen werken en had toegang tot medische zorg. Ook heeft eiseres in 2022 een nieuw paspoort kunnen aanvragen, waardoor niet wordt ingezien dat eiseres in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd.
4.3
Verweerder acht de vrees voor de echtgenoot zwaarwegend. Eiseres loopt volgens verweerder echter bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade. Zij kan namelijk bescherming krijgen van de Turkse autoriteiten. Uit het nader gehoor is gebleken dat eiseres vaak naar de politie is gegaan om aangifte te doen en dat deze aangiften in behandeling zijn genomen. Ook zijn er meerdere rechtszaken tegen de echtgenoot van eiseres aangespannen op basis van de verklaringen van eiseres. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van februari 2025 blijkt dat de ‘Law to Protect the Family and Prevent Violence against Women’ de politie en rechtbanken in staat stelt om zowel beschermende als preventieve maatregelen te nemen. Een voorbeeld van een dergelijke maatregel is opvang in een opvanghuis, waar eiseres gebruik van heeft kunnen maken. Ook staat in het ambtsbericht dat vrouwen die aangifte doen van geweld niet altijd serieus worden genomen. Maar omdat bij eiseres de aangiften wel zijn opgepakt, blijkt volgens verweerder dat in haar situatie de autoriteiten wel de intentie hadden om haar te beschermen. De Turkse autoriteiten hebben in 2017 een contactverbod en in 2023 een gebiedsverbod opgelegd. Daarnaast heeft eiseres de aangiftes van verschillende incidenten weer ingetrokken. De verklaring van eiseres over dat zij dit heeft gedaan omdat zij door haar echtgenoot en zijn handlangers bedreigd werd volgt verweerder niet, omdat het vreemd is dat eiseres de ene aangifte wel en de andere aangifte niet heeft doorgezet.
De vrees voor vervolging
5. Eiseres voert aan dat zij behoort tot een sociale groep, zoals bedoeld in het arrest W.S. van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 16 januari 2024 [1] . Ook verwijst eiseres naar het arrest Opuz. t. Turkije van 9 juni 2009 [2] van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), r.o. 171-176. Eiseres behoort tot een subgroep van vrouwen, omdat zij afkomstig is uit een traditioneel en patriarchaal milieu, zich actief heeft verzet tegen die norm door te willen scheiden, zich uit te spreken tegen haar ex-man en door haar kinderen te beschermen. Zij is herhaaldelijk geconfronteerd met ernstig geweld, ook nadat zij bescherming heeft gezocht. Verweerder miskent dat femicide en huiselijk geweld in Turkije wijdverspreid en zorgwekkend zijn. De bescherming die de Turkse autoriteiten bieden is ontoereikend en inconsistent en vrouwen die zich uit patriarchale verhoudingen proberen te bevrijden, lopen disproportioneel risico op geweld. Eiser verwijst naar een rapport van Amnesty International van 27 maart 2023 en het USDOS Country Report 2022 van 20 maart 2023.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij bij terugkeer risico loopt op vervolging of ernstige schade. Het is vervolgens aan verweerder om het relaas van eiseres te kwalificeren: hij moet bepalen of sprake is van vervolging of ernstige schade. Daar hoort bij het bepalen van gronden van vervolging, zoals het bestaan van een ‘specifieke sociale groep’ als bedoeld in artikel 10 van de Kwalificatierichtlijn [3] en artikel 3.37 van het Voorschrift Vreemdelingen (VV). Zoals volgt uit het door eiser aangehaalde arrest W.S. moet verweerder daarbij in zijn algemeenheid onderzoeken of een dergelijke sociale groep kan worden geïdentificeerd, los van de beoordeling van het individuele relaas. [4] De rechtbank constateert dat een dergelijke beoordeling in het bestreden besluit ontbreekt. Verweerder heeft geen standpunt ingenomen over de vraag of vrouwen in situaties zoals die van eiseres in zijn algemeenheid als sociale groep kunnen worden aangemerkt. Verweerder is in dit verband dus ook niet ingegaan op de door eiseres aangehaalde landeninformatie. Omdat het standpunt van verweerder, dat geen sprake is van vervolging, geheel is gebaseerd op het feit dat geen sprake is van een sociale groep is dit standpunt onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
Het risico op ernstige schade
6. Eiseres voert verder aan dat zij bij terugkeer een risico loopt op ernstige schade omdat zij geen bescherming kan krijgen van de Turkse autoriteiten. Eiseres voert aan dat verweerder verzuimd heeft om aan de hand van landeninformatie te onderzoeken of de Turkse autoriteiten in zijn algemeen bescherming kunnen en willen bieden. Eiseres voert verder aan dat de bescherming die zij kreeg van de autoriteiten niet duurzaam en effectief was en ook niet zal zijn bij terugkeer. Zij wijst er daarbij op dat haar echtgenoot haar wist te vinden, ondanks dat zij in een geheim opvanghuis verbleef. Contact- en gebiedsverboden zijn herhaaldelijk geschonden zonder consequenties. Zelfs tijdens detentie gingen de bedreigingen door en bovendien heeft haar echtgenoot na zijn vrijlating de dochter van eiseres gegijzeld en haar moeder mishandeld.
6.1
Op grond van artikel 3.37c van het VV moet bescherming tegen vervolging of ernstige schade doeltreffend en van niet-tijdelijke aard zijn. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst voldoende bescherming kan krijgen, het eerst aan verweerder is om te onderzoeken of de door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden tegen de betreffende dreiging. [5] De rechtbank constateert dat verweerder in zijn beoordeling op pagina 7 van het bestreden besluit geen conclusie heeft getrokken over de doeltreffendheid en de niet-tijdelijkheid van de bescherming tegen huiselijk geweld tegen vrouwen in Turkije in het algemeen. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Maar ook in het individuele geval van eiseres heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat zij bescherming kan krijgen. Verweerder heeft tegengeworpen dat zij de Turkse autoriteiten onvoldoende kans heeft gegeven om haar te beschermen omdat zij een aantal aangiftes heeft ingetrokken en dat zij geen klacht heeft ingediend tegen de Turkse autoriteiten. De rechtbank overweegt dat verweerder hiermee onvoldoende oog heeft gehad voor situaties van huiselijk geweld, waarin de autoriteiten niet in alle gevallen kunnen afgaan op het intrekken van aangiftes. De rechtbank verwijst in dat verband naar het door eiseres aangehaalde arrest Opuz t. Turkije. In dat arrest komt het EHRM tot de conclusie dat de autoriteiten onvoldoende bescherming hebben geboden om schendingen van artikelen 2 en 3 van het EVRM te voorkomen en wijst er in dat verband onder andere op dat de autoriteiten onvoldoende oog hebben gehad voor de motieven die ten grondslag lagen aan het intrekken van aangiftes, namelijk bedreigingen en druk vanuit de verdachte van huiselijk geweld. [6] Eiseres heeft in het nader gehoor ook aangegeven dat zij aangiftes introk onder druk van haar echtgenoot. Dat vrouwen die het slachtoffer worden van geweld bij de Turkse autoriteiten niet altijd en niet altijd adequaat worden geholpen, wordt bovendien bevestigd in het meest recente algemeen ambtsbericht over Turkije [7] . In het licht van het voorgaande is onvoldoende duidelijk dat de Turkse autoriteiten eiseres voldoende bescherming zullen bieden.
6.2
Verweerder heeft op zitting erkend dat er zaken zijn waarbij Turkse vrouwen wel een verblijfsvergunning krijgen omdat zij in Turkije geen bescherming konden krijgen tegen huiselijk geweld. In het geval van eiseres is volgens verweerder echter van belang dat de echtgenoot van eiseres tien jaar heeft vastgezeten en er dus minder dreiging van hem uitging. Ook dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te zeggen dat eiseres voldoende bescherming zal krijgen bij terugkeer. Ten eerste is daarbij van belang dat de echtgenoot van eiseres niet heeft vastgezeten voor huiselijk geweld, maar voor drugsdelicten. Eiseres heeft verder verklaard dat de bedreigingen in de gevangenis door hebben gezet en dat zij is gevlucht toen hij vrij kwam. Verder heeft eiseres aangegeven dat haar echtgenoot hun dochter heeft gekidnapt en haar moeder heeft mishandeld na zijn vrijlating. Verweerder heeft dat niet ongeloofwaardig heeft geacht. Daarmee blijft onduidelijk waarom verweerder het standpunt inneemt dat eiseres bij terugkeer een beroep kan doen op doeltreffende en niet-tijdelijke bescherming van de Turkse autoriteiten. Het bestreden besluit is dus onvoldoende gemotiveerd en de beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. Dit is in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
7.1
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zittingen van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 4 augustus 2025;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.V.A. Corstens, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2024:47.
2.ECLI:CE:ECHR:2009:0609JUD003340102.
3.Richtlijn 2011/95/EU.
4.Zie overweging 55.
6.Zie onder andere de overwegingen 140-153 en 166-176.
7.AA Turkije, februari 2025, p. 78-79.