ECLI:NL:RBDHA:2025:1964
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Overdracht van asielzoeker aan Polen op basis van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Soedanese nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de eiser mag worden overgedragen aan Polen. De rechtbank oordeelt dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die een overdracht aan Polen zouden uitsluiten. De rechtbank wijst erop dat de minister het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag hanteren en dat er geen aanwijzingen zijn dat Polen zijn verdragsverplichtingen schendt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld en dat het beroep ongegrond is.