Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 11 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 31 januari 2025, hield in dat verzoeker zou worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat zijn beroep niet tijdig zou worden behandeld binnen de wettelijke overdrachtstermijn van zes weken, zoals vastgesteld in de Dublinverordening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat er reden is om aan te nemen dat het beroep van verzoeker niet binnen de gestelde termijn kan worden afgedaan. Bovendien zijn er vragen gerezen over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België, wat de kans op succes van het beroep van verzoeker in twijfel trekt.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.