ECLI:NL:RBDHA:2025:1965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4843
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Belgische autoriteiten

Op 11 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 31 januari 2025, hield in dat verzoeker zou worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat zijn beroep niet tijdig zou worden behandeld binnen de wettelijke overdrachtstermijn van zes weken, zoals vastgesteld in de Dublinverordening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat er reden is om aan te nemen dat het beroep van verzoeker niet binnen de gestelde termijn kan worden afgedaan. Bovendien zijn er vragen gerezen over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België, wat de kans op succes van het beroep van verzoeker in twijfel trekt.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4843

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde])

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder een overdrachtsbesluit genomen, waarin is bepaald dat eiser zal worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist, gelet op de betrokken belangen.
2. Verzoeker wordt overgedragen aan België op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening. [1] Deze verordening stelt daarbij een termijn waarbinnen verzoeker dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. Deze termijn is in het geval van verzoeker zes weken, omdat hij momenteel in bewaring verblijft. [2] De voorzieningenrechter stelt, gelet op het navolgende, vast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat het beroep van verzoeker niet kan worden afgehandeld binnen deze termijn. De vereiste spoed is daarmee gegeven.
3. Gelet op de vragen die in hoger beroep door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) zijn gesteld over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België, [3] is niet op voorhand uit te sluiten dat het beroep geen kans van slagen heeft. Voor zover de rechtbank het noodzakelijk zou vinden om de beantwoording van bedoelde vragen af te wachten, is van belang dat evenmin zeker is of de Afdeling vóór het aflopen van de uiterste overdrachtstermijn al uitspraak zal hebben gedaan in bedoelde zaken.
4. De voorzieningenrechter acht het verzoek om voorlopige voorziening daarom kennelijk gegrond en zal bepalen dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907.
Deze uitspraak is gedaan op 11 februari 2025 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2013/604.
2.Artikel 28, derde lid, van de Dublinverordening.
3.In een drietal zaken (202404274/1, 202404286/1 en 202404292/1) en waarvan de zitting op 10 december 2024 heeft plaatsgevonden.