ECLI:NL:RBDHA:2025:19676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
24/3870
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.E. van Essen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens te lang verblijf in het buitenland zonder dringende redenen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw die bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken en een bedrag van € 9.247,79 teruggevorderd, omdat eiseres in verschillende perioden tussen 2021 en 2023 te lang in het buitenland verbleef, specifiek in Kaapverdië. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de genoemde perioden in Kaapverdië verbleef en dat dit de toegestane 28 dagen overschreed. Eiseres heeft aangevoerd dat er zeer dringende redenen waren voor haar verblijf in het buitenland, onder andere vanwege haar psychische en fysieke aandoeningen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij zich in een acute noodsituatie bevond die rechtvaardigde dat zij ondanks de overschrijding van de termijn recht op bijstand had. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van het bedrag in stand blijven, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in behoeftige omstandigheden verkeerde die alleen met bijstand te verhelpen waren. De rechtbank heeft de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Participatiewet, in haar overwegingen betrokken en heeft uiteengezet dat de voorwaarden voor het verlenen van bijstand in situaties van zeer dringende redenen strikt zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3870

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. C.I. Zaad),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

1. Bij primair besluit van 7 december 2023 heeft het college de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken over drie perioden tussen 2021 en 2023 en een bedrag van € 9.247,79 teruggevorderd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 2 april 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft op 15 mei 2024 beroep ingesteld en het college heeft op 22 mei 2025 gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2025 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres ontving een bijstandstuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Naar aanleiding van een melding dat eiseres lange perioden in het buitenland verbleef, heeft het college haar recht op bijstand onderzocht. Het college heeft eiseres om informatie gevraagd, zoals vliegtickets en rekeningafschriften, en twee gesprekken met eiseres gevoerd. De resultaten zijn beschreven in de Rapportage Handhaving & Fraude van 7 december 2023 en voor het college aanleiding geweest om het primaire besluit te nemen. Het college stelt in het bestreden besluit vast dat eiseres de volgende perioden in Kaapverdië heeft verbleven, waarbij de eerste reisdag niet is meegerekend:
  • van 26 november 2021 tot en met 10 mei 2022;
  • van 15 juni 2022 tot en met 10 oktober 2022; en
  • van 22 februari 2023 tot en met 18 april 2023.
Op grond van deze data stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres over de volgende perioden geen recht op bijstand heeft omdat daarmee de toegestane 28 dagen in het buitenland is overschreden:
  • van 25 december 2021 tot en met 10 mei 2022;
  • van 14 juli 2022 tot en met 10 oktober 2022; en
- van 23 maart 2023 tot en met 18 april 2023.
2.1.
Het staat tussen partijen niet ter discussie dat eiseres in bovengenoemde perioden (te lang) in Kaapverdië verbleef. De beroepsgrond, dat de periode van 23 maart 2023 tot en met 18 april 2023 korter is dan 28 dagen en eiseres ten onrechte wordt verweten, heeft de gemachtigde ter zitting ingetrokken na de bevestiging van verweerder dat deze periode alleen de dagen betreft die eiseres te lang in het buitenland verbleef.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres zijn er zeer dringende redenen om te bepalen dat zij, ondanks de overschrijding van de toegestane 28 dagen, recht op bijstand had tijdens haar verblijven in Kaapverdië. Haar psychische en fysieke aandoeningen noopten haar ertoe langer dan vier weken in Kaapverdië te verblijven en over in ieder geval een gedeelte van de gestelde perioden bestond een schrijnende situatie die weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar maakt. Zo is eiseres eind 2021 op aanraden van haar psychiater naar Kaapverdië gegaan om tot rust te komen en heeft dit verblijf dankzij psychische omstandigheden langer dan vier weken geduurd.
Wat vindt het college in beroep?
4. Volgens het college heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zich vanwege haar medische en fysieke aandoeningen in een acute noodsituatie bevond. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar medische situatie stukken ingebracht, maar uit deze stukken blijkt dat zij chronische psychische problemen heeft en dat deze al vele jaren spelen. Daarom kan geen sprake zijn van een acute noodsituatie. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij tijdens haar verblijf in Kaapverdië in behoeftige omstandigheden verkeerde die enkel met de verlening van bijstand te verhelpen waren.
Wat is het beoordelingskader?
5. De voor dit beroep belangrijke wet- en regelgeving staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Zeer dringende redenen om bijstand te verlenen
6. Volgens vaste rechtspraak doen zeer dringende redenen, als bedoeld in artikel 16 Pw, zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen dan door bijstand, zodat het verlenen ervan onvermijdelijk is. Een acute noodsituatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een situatie levensbedreigend is of als blijvend, ernstig geestelijk of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Het niet-verlenen van bijstand voor de betrokkene moet dan tot ernstige gevolgen leiden, met name voor diens gezondheid. De wetgever heeft bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ gedacht aan een extreme situatie en heeft nadrukkelijk niet beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie, waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. Omdat het gaat om een uitzondering op de hoofdregel dat (in dit geval) bij te lang verblijf in het buitenland geen recht op bijstand bestaat, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat een dergelijke uitzonderingssituatie aan de orde is. [1] Eiseres is daarin niet geslaagd.
6.1.
Niet is gebleken dat eiseres zich tijdens haar verblijven in Kaapverdië, na de toegestane 28 dagen, in een situatie bevond in de zin van artikel 16 van de Pw. Eiseres verwijst in algemene zin naar haar gezondheidssituatie, maar een nadere onderbouwing van de gestelde noodsituatie, bijvoorbeeld met medische rapporten, ontbreekt.
6.2.
De gestelde verslechtering van de psychische omstandigheden van eiseres bij aankomst in november 2021 en het herstel daarvan kan, zeker zonder nadere onderbouwing, niet gelden als een situatie zoals bedoeld in artikel 16 van de Pw voor de verblijfperiode van 25 december 2021 tot en met 10 mei 2022.
6.3.
Uit de stukken die door eiseres zijn ingebracht blijkt ook niet dat zij zich in een noodsituatie bevond. De stukken die eiseres in beroep op 8 juli 2025 heeft ingediend zien op 2024 en 2025. Nog afgezien van de vraag of op grond daarvan een noodsituatie aangenomen zou kunnen worden, kan de rechtbank uit deze stukken niet opmaken dat, zoals eiseres stelt, sprake was van een acute crisissituatie en behandeling in de voor dit beroep relevante perioden tussen 2021 en 2023. Hetzelfde geldt voor de stukken die eiseres op 16 juli 2025 heeft ingediend. Dit zijn een herhaalrecept uit 2016, een klachtafhandeling van de gemeente uit 2019 en een voortgangsverslag van de psychiater uit 2021. De rechtbank ziet ook in deze stukken geen onderbouwing om aan te kunnen nemen dat eiseres zich in een noodsituatie bevond tijdens haar verblijven in Kaapverdië tussen 2021 en 2023.
6.4.
Bovendien heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij tijdens haar verblijven in Kaapverdië in behoeftige omstandigheden verkeerde die alleen met de verlening van bijstand te verhelpen waren.
6.5.
Deze beroepsgrond slaagt gelet op het bovenstaande niet.
Dringende redenen om af te zien van terugvordering
7. Eiseres verzoekt dat het college op grond van artikel 58, achtste lid, van de Pw afziet van het terugvorderen van de ontvangen bijstand. Omdat een nadere onderbouwing ontbreekt, ziet de rechtbank geen dringende redenen op grond waarvan het college van terugvordering af had kunnen zien. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E. van Essen, rechter, in aanwezigheid van mr.
W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2025.
de griffier is buiten staat te tekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 13
1. Geen recht op bijstand heeft degene:
(…)
e. die per kalenderjaar langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland dan wel een aaneengesloten periode van langer dan vier weken verblijf houdt buiten Nederland;
(…)
Artikel 16
1. Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
(…)
Artikel 17
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
(…)
Artikel 58
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Zie Centrale Raad van Beroep, 28 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1043 en Centrale Raad van Beroep, 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.