In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister ontving de aanvraag op 18 oktober 2023, maar heeft pas na een ingebrekestelling op 6 augustus 2025 gereageerd, terwijl de wettelijke beslistermijn van 21 maanden was overschreden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft de minister een termijn van zes weken gegeven om alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 15 oktober 2025.