ECLI:NL:RBDHA:2025:19694
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. van Reemst, een beroep ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. Op 14 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van haar proceskosten, aangezien de minister tegemoet is gekomen aan haar verzoek. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan is tegemoetgekomen aan het beroepschrift, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten van de indiener. Gezien de stukken en het procesverloop is de rechtbank van mening dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 15 oktober 2025.