3.4.Bewijsoverwegingen
Feit 1 (zaaksdossier [naam dossier 1] ; criminele uitbuiting van [benadeelde 1] )
Juridisch kader mensenhandel
Aan [verdachte] is onder feit 1 het delict mensenhandel ten laste gelegd. Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 273f (oud) Sr en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
De tenlastelegging is opgesplitst in specifieke verwijten die worden beschreven in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, en 6 Sr. De delictsomschrijving in sub 1 ziet op het werven, overbrengen/vervoeren of huisvesten/opnemen van een ander, om die ander in een uitbuitingssituatie te brengen. Daarbij is vereist dat de verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft. Het verwijt in sub 4 ziet op het verrichten van handelingen waardoor een ander zich beschikbaar stelt voor het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard. Uitbuiting van het slachtoffer is daarbij een impliciet bestanddeel. De in sub 1 en 4 strafbaar gestelde vormen van mensenhandel vereisen steeds het gebruik van één of meer dwangmiddelen, zoals genoemd in artikel 273f, lid 1, sub 1 Sr. Dit geldt niet voor het verwijt in sub 6, dat betrekking heeft op het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
Dwangmiddelen
De in deze zaak aan de orde zijnde dwangmiddelen betreffen dwang, (dreiging met) geweld, andere feitelijkhe(i)d(en), misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
Het begrip ‘dwang’ moet ruim worden uitgelegd en worden bekeken in de context waarin de handelingen van de verdachte plaatsvinden. Het slachtoffer zal door aanwending van dwang tegen zijn of haar zin in een situatie van uitbuiting zijn gebracht, waarin hij of zij, als hij of zij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen. Het slachtoffer moet het dwangmiddel dus hebben opgemerkt en het moet bij hem of haar vrees hebben opgeleverd. Daarbij doet het niet ter zake dat de dwang op een ander in het algemeen geen indruk zou maken. Het is subjectief.
De dwangmiddelen ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’, die objectief moeten worden vastgesteld, kunnen elkaar deels overlappen. Deze misbruikdwangmiddelen kunnen veelal uit de omstandigheden worden afgeleid. De verdachte moet zich wel bewust zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeide of verondersteld wordt voort te hebben gevloeid, in die zin dat voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer. De Hoge Raad heeft daarbij overwogen dat niet is vereist dat doelbewust misbruik is gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer.
Ook wordt voor het bewijs van het misbruik geen verdergaand initiatief en actief handelen van de verdachte vereist dan tot uitdrukking komt in de termen die in de wet staan (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen). Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad is het niet een zelfstandig vereiste dat het initiatief van de verdachte is uitgegaan en ook niet dat het slachtoffer door de verdachte in een uitbuitingssituatie is gebracht.
Bij het misbruik maken van (1) een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is er sprake van een relationele ongelijkheid of van het brengen in een dergelijke situatie van ongelijkheid, waardoor de keuzevrijheid van het slachtoffer is beperkt. Daarbij merkt de rechtbank op dat ‘beperkt’ niet inhoudt dat er sprake moet zijn van een zodanige dwang of druk dat voor het slachtoffer geen andere keuze meer mogelijk was; de beperking van de keuzevrijheid van het slachtoffer is voldoende om een gedwongen karakter aan te nemen.
Ten aanzien van het misbruik maken van (2) een ‘kwetsbare positie’ geeft artikel 273f, zesde lid, Sr een minimumdefinitie van dit begrip: hieronder wordt mede begrepen een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.
Oogmerk van uitbuiting
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid van artikel 273f Sr door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie en gedwongen of verplichte arbeid of diensten.
De vraag of sprake is van uitbuiting laat zich niet in algemene zin beantwoorden. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op, maar het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid.Wanneer gebruik is gemaakt van een dwangmiddel is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
De verklaring van [benadeelde 1]
(hierna: [benadeelde 1] ) heeft tweemaal bij de politie en eenmaal bij de rechter-commissaris verklaard over criminele uitbuiting door [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Kort en zakelijk weergegeven heeft [benadeelde 1] verklaard dat hij in april 2022 een aantal weken is gedwongen door [verdachte] en [medeverdachte] om winkeldiefstallen te plegen. Onder meer doordat geweld tegen hem was gebruikt en omdat ze beschikten over de sleutel van zijn woning en over zijn medicatie /methadon, was [benadeelde 1] erg bang voor hen.
In de verklaringen van [benadeelde 1] zitten, zoals ook aangevoerd door de verdediging, enkele discrepanties, bijvoorbeeld waar het gaat om het aantal diefstallen die zouden zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt dat weliswaar enkele details in de verklaringen van [benadeelde 1] onderling verschillen, maar dat de strekking steeds hetzelfde blijft. De rechtbank acht de verklaringen van [benadeelde 1] op grote lijnen consistent, gedetailleerd en concreet en de verklaringen worden daarnaast in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals weergegeven in de bijlage bij dit vonnis.
De rechtbank zal de verklaringen van [benadeelde 1] dan ook gebruiken voor het bewijs.
Toepassing juridisch kader op het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [benadeelde 1] . De rechtbank is er op grond van de bewijsmiddelen van overtuigd dat [benadeelde 1] door [verdachte] crimineel werd uitgebuit.
Hieronder wordt uiteengezet dat sprake is geweest van dwang, geweld, dreiging met geweld en andere feitelijkheden, misbruik van de kwetsbare positie waarin [benadeelde 1] zich bevond en misbruik van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat [verdachte] op [benadeelde 1] had. Dit heeft als gevolg gehad dat [verdachte] en zijn medeverdachte zich hebben bevoordeeld ten koste van [benadeelde 1] .
Misbruik van kwetsbare positie en overwicht
Bij [benadeelde 1] was in de ten laste gelegde periode sprake van verslavingsproblematiek en psychische problematiek, waarvoor hij was ingesteld op medicatie (onder meer methadon en kalmeringsmiddelen). Hij verbleef twee periodes in een woning van [zorginstelling] , een [zorginstantie] -instelling voor mensen met een dubbele diagnose (verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek). Tussen deze periodes in verbleef hij in een woning op de [straatnaam] , onder toezicht van hulpverlening. Zijn begeleider beschrijft hem als een zeer kwetsbare beïnvloedbare man die niet goed voor zichzelf kan opkomen en veel sturing en ondersteuning nodig heeft in het dagelijks leven.
[verdachte] had wetenschap van de kwetsbare positie van [benadeelde 1] en verklaart dat [benadeelde 1] een zware gebruiker was, last had van stemmingswisselingen en psychoses, een bewindvoerder had en leefde van weekgeld. [verdachte] omschrijft [benadeelde 1] ter terechtzitting als ‘makkelijk’.
Door [benadeelde 1] ondanks deze wetenschap te dwingen om gezamenlijk winkeldiefstallen te plegen, zodat met de opbrengst drugs konden worden gekocht, heeft [verdachte] misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [benadeelde 1] .
[verdachte] had hiernaast ook overwicht op [benadeelde 1] . [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij het gevoel had dat hij niet kon weigeren, omdat ‘het dan twee tegen één zou worden’. [benadeelde 1] doelt hiermee op [verdachte] en op [medeverdachte] , met wie [verdachte] in zijn ogen samenspande. [benadeelde 1] omschrijft [verdachte] en [medeverdachte] als ‘twee doorgewinterde junkies’. Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 1] het volgende verklaard: ‘Ik weet dat die twee in verbinding staan, omdat als [verdachte] het niet voor elkaar kreeg, dan kwam hij, [medeverdachte] dus’. [medeverdachte] was volgens [benadeelde 1] degene die alles aanvoerde en die zei dat hij en [verdachte] naar de winkel moesten gaan. [benadeelde 1] sprak over [medeverdachte] als ‘die kickbokser van wie hij dit moest doen’. Uit het dossier volgt dat [verdachte] door anderen werd gezien als de loopjongen van [medeverdachte] , die in het dossier naar voren komt als een agressieve en intimiderende man.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat niet alleen [verdachte] zelf overwicht had op [benadeelde 1] , maar dat ook zijn omgang met [medeverdachte] een zeker overwicht op [benadeelde 1] creëerde.
Dat [verdachte] en [medeverdachte] misbruik hebben gemaakt van hun overwicht op [benadeelde 1] door een sfeer van angst en intimidatie te creëren, hetgeen dienstig was aan de criminele uitbuiting van [benadeelde 1] , staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Dwang, geweld en dreiging met geweld en andere feitelijkheden
[benadeelde 1] heeft verklaard dat hij een keer, toen hij in bed lag, klappen kreeg van [verdachte] omdat hij niet wilde stelen. Hij voelde zich daardoor onder druk staan en was bang om aangepakt te worden.
De verklaring van [benadeelde 1] voor wat betreft geweld dat tegen hem werd gebruikt, vindt onder meer bevestiging in de verklaring van getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] wel eens met letsel zag en dat hij heeft gezien dat [verdachte] [benadeelde 1] wilde slaan. [verdachte] heeft bekend dat hij [benadeelde 1] wel eens heeft geslagen. Over de reden hiervoor heeft hij bij de politie verklaard dat hij dit had gedaan, omdat [benadeelde 1] zijn telefoon en kleding had gestolen. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat hij dit had gedaan, omdat [benadeelde 1] zijn laatste trekje had opgerookt. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] op basis van het dossier en gelet op zijn wisselende verklaringen op dit punt niet aannemelijk.
Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [verdachte] hem ( [getuige 2] ) opdrachten gaf en hierbij agressief kon zijn. De door [getuige 2] geschetste omstandigheden, namelijk dat [verdachte] altijd met hem mee ging als hij moest stelen en bepaalde wat ze gingen doen, vertonen sterke overeenkomsten met hetgeen [benadeelde 1] heeft verklaard.
Naast het toegepaste geweld en de dreiging met geweld verklaart [benadeelde 1] ook dat zijn medicatie hem werd onthouden. Zijn pillen werden ‘afgepakt’ en hij voelde zich ‘helemaal kut’. Gedurende twee weken werd zijn medicatie, waaronder methadon, door [verdachte] bij de apotheek van [benadeelde 1] opgehaald, die deze weer aan [medeverdachte] gaf. Hierdoor had [benadeelde 1] zelf te weinig of geen methadon, waardoor hij zich erg slecht voelde. [verdachte] heeft ter terechtzitting bekend dat hij de medicatie van [benadeelde 1] heeft opgehaald en dat [benadeelde 1] vervolgens zijn methadon niet heeft gekregen vindt bevestiging in mutaties van de politie waaruit blijkt dat ze hem op 7 april 2022 zagen, waarbij opviel dat hij er onverzorgd en moe uit zag. [benadeelde 1] vertelde op dat moment dat hij eigenlijk methadon moest slikken, maar dat hij de medicijnen kwijt was geraakt en zich slecht voelde. Ook blijkt uit informatie van de apotheek dat op 7 april 2022 telefonisch was doorgegeven dat ‘neef [naam 1] ’ zijn methadon zou komen ophalen, dat de methadon vervolgens op 9 april 2022 is opgehaald door ‘neef [naam 1] ’ en dat [benadeelde 1] hierna de apotheek heeft gebeld om te zeggen dat ze zijn medicatie aan niemand anders dan aan hemzelf mochten meegeven. [verdachte] heeft verklaard dat hij zich inderdaad heeft voorgedaan als ‘neef [naam 1] ’ toen hij de medicatie ophaalde bij de apotheek.
Door het ophalen van de medicatie van [benadeelde 1] en hem deze te onthouden heeft [verdachte] een situatie gecreëerd die bijdroeg aan de dwang die [benadeelde 1] voelde om mee te werken met het plegen van winkeldiefstallen.
Niet alleen werd [benadeelde 1] zijn medicatie ontnomen, [verdachte] heeft ook de sleutels van zijn woning afgepakt. [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij is gaan stelen omdat ‘ze’ de sleutels van zijn huis hadden. Deze verklaring van [benadeelde 1] vindt bevestiging in diverse mutaties, waaruit blijkt dat in zijn woning diverse malen personen zijn aangetroffen die daar verbleven zonder toestemming van [benadeelde 1] en waardoor [benadeelde 1] uiteindelijk zijn woning is ontvlucht en heeft verbleven bij getuige [getuige 1] . [getuige 1] heeft hierover verklaard dat [benadeelde 1] ’s nachts bij hem thuis kwam en vroeg of hij bij hem mocht slapen, omdat hij niet meer naar zijn eigen huis durfde en ze hem eruit hadden geschopt. [naam 2] heeft eveneens verklaard dat het huis van [benadeelde 1] was overgenomen. De verklaring van [verdachte] , dat hij enige tijd bij [benadeelde 1] heeft verbleven en hier honderden euro’s aan huur voor heeft betaald, vindt geen steun in het dossier en acht de rechtbank onaannemelijk.
De rechtbank stelt gelet op het voorstaande vast dat [verdachte] dwang, geweld, dreiging met geweld en andere feitelijkheden heeft toegepast om [benadeelde 1] te bewegen diefstallen te plegen.
Vrijspraak overige dwangmiddelen
De rechtbank komt tot de conclusie dat het dossier onvoldoende steun bevat voor een bewezenverklaring van afpersing, fraude en misleiding van [benadeelde 1] door [verdachte] en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
(Oogmerk van) uitbuitingOp basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] meermalen winkeldiefstallen heeft gepleegd gedurende de ten laste gelegde periode. Het plegen van deze diefstallen vond plaats in opdracht van [verdachte] . [benadeelde 1] voelde zich door de kwetsbare positie waarin hij zich bevond, het overwicht dat [verdachte] en [medeverdachte] op hem hadden en gelet op de angst dat hij het slachtoffer zou worden van geweld, gedwongen om de diefstallen te plegen. Van een door de verdediging bepleite situatie waarin sprake was van ‘twee mede-verslaafden die samen strafbare feiten pleegden’, was naar het oordeel van de rechtbank gelet op het vorengaande geen sprake.
Gelet op de bewijsmiddelen en de door [verdachte] toegepaste dwangmiddelen is de rechtbank ervan overtuigd dat [benadeelde 1] de winkeldiefstallen niet uit eigen beweging heeft gepleegd. Zijn wil om zelf te bepalen of en, zo ja welke strafbare feiten hij zou gaan plegen en wat hij vervolgens zou gaan doen met de daaruit voortvloeiende opbrengsten, was immers als gevolg van de door [verdachte] toegepaste dwangmiddelen ernstig beperkt.
Door de verdediging is aangevoerd dat [benadeelde 1] zich voordat hij [verdachte] leerde kennen ook al schuldig maakte aan winkeldiefstallen. Deze omstandigheid staat aan een bewezenverklaring voor mensenhandel echter niet in de weg. In dat verband wijst de rechtbank op overwegingen van de Hoge Raad in mensenhandel zaken waarbij sprake is van uitbuiting in de prostitutie, die erop neerkomen dat de omstandigheid dat het slachtoffer al eerder of op andere plaatsen prostitutiewerk heeft verricht, geen aanwijzing hoeft te zijn voor het ontbreken van een uitbuitingssituatie.Dat laatste geldt naar het oordeel van de rechtbank eveneens in het geval van [benadeelde 1] .
Alles overwegend en gelet op het vorengaande was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een uitbuitingssituatie, waardoor het oogmerk van uitbuiting kan worden verondersteld.
Voordeel trekken
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] voordeel heeft getrokken uit en door de strafbare feiten die [benadeelde 1] heeft gepleegd. De goederen die door [benadeelde 1] werden gestolen, gaf hij aan [verdachte] , die de goederen weer afgaf aan [medeverdachte] of aan andere dealers, van wie hij geld ontving om drugs mee te kopen.
Handelingen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [benadeelde 1] door [verdachte] is geworven om de winkeldiefstallen te plegen.
Periode
Wat betreft de periode waarin [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, overweegt de rechtbank het volgende. [benadeelde 1] heeft verklaard dat hij twee à drie weken voordat hij aangifte deed van vernieling op 17 april 2021 (de rechtbank begrijpt: 2022) is gedwongen tot het plegen van diefstallen. Uit politiemutaties blijkt dat [benadeelde 1] op 1, 7 en 8 april 2022 is aangehouden voor winkeldiefstallen. De rechtbank acht de ten laste gelegde periode van 1 april 2022 tot en met 17 april 2022 dan ook bewezen.
Opzet op uitbuiting
Over het verweer van de verdediging dat [verdachte] zelf een kwetsbare loopjongen van [medeverdachte] was en in dat kader niet kan worden gezien als ‘initiatief nemende mensenhandelaar met opzet op uitbuiting’, overweegt de rechtbank ten slotte als volgt.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat [medeverdachte] een leidende rol had en dat [verdachte] ten opzichte van [medeverdachte] een ondergeschikte rol had. Dit laat echter onverlet dat [verdachte] naar het oordeel van de rechtbank in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] , [benadeelde 1] crimineel heeft uitgebuit en daarmee medepleger van de criminele uitbuiting van [benadeelde 1] is geweest. [verdachte] is degene die [benadeelde 1] telkens heeft gedwongen de winkeldiefstallen te plegen en die mee ging naar de winkels, waarbij hij veelal buiten op [benadeelde 1] bleef wachten. [verdachte] was in dat kader nauw betrokken bij en had ook opzet op de criminele uitbuiting van [benadeelde 1] .
De rechtbank ziet wel dat de rol van [verdachte] minder leidend is geweest dan die van [medeverdachte] . De rechtbank heeft er bovendien oog voor dat [verdachte] in zeker zin – net als [benadeelde 1] – kan worden beschouwd als een kwetsbaar persoon. De rechtbank zal daarmee rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Feit 2 (zaaksdossier [naam dossier 2] ; verkrachting van [benadeelde 2] )
Op 14 september 2022 werd [benadeelde 2] (hierna: [benadeelde 2] ) aangehouden ter zake van
openbare dronkenschap. Uit haar verklaring die hierop volgde, bleek dat zij mogelijk slachtoffer was van mensenhandel en is onderzoek [naam dossier 2] gestart, waarbij [benadeelde 2] enkele malen is gehoord en waarbij onder meer onderzoek is gedaan naar de inhoud van haar telefoon. Tijdens dit onderzoek trof de politie in de telefoon van [benadeelde 2] twee videobestanden aan, met – kort en zakelijk weergegeven – de volgende door de politie beschreven inhoud:
In de video is vrijwel alleen het plafond zichtbaar, maar een man en een vrouw, waarvan de rechtbank begrijpt dat dit [verdachte] en [benadeelde 2] betreffen, zijn te horen.
In de eerste video is onder meer te horen dat:
- [benadeelde 2] tegen [verdachte] zegt dat hij een paal in zijn broek heeft en of hij van het bed af wil gaan;
- [benadeelde 2] zegt "mijn hond neukt jou gewoon" waarop [verdachte] zegt "Ik jou dadelijk ook.";
- [benadeelde 2] zegt dat [verdachte] haar los moet laten en dat zij al gezegd had dat zij dit niet wilde en dat [verdachte] van haar tieten af moet blijven;
- [benadeelde 2] meerdere malen zegt dat [verdachte] van haar af moet blijven en van het bed af moet gaan.
In de tweede video, die ruim 23 minuten duurt, is ook een houten paal van het bed te zien. Te horen is onder meer dat:
- [benadeelde 2] meerdere malen "auw" en "auw je doet me pijn" en "niet doen" en "nee, ik wil dat niet" en " [verdachte] niet doen" zegt;
- [verdachte] tot twee maal toe "ik wil seks" zegt;
- [benadeelde 2] zegt "je hebt heel mijn broek kapot getrokken";
- [benadeelde 2] "laat me los, alsjeblieft" zegt;
- [verdachte] "kom, ik ben bijna klaar" zegt;
- [benadeelde 2] hard "Nee, nee, nee" zegt, waarop [verdachte] reageert met "ja";
- [benadeelde 2] huilt, waarbij zichtbaar is dat de paal van het bed ritmisch heen en weer beweegt, en waarbij iemand hijgt;
- [benadeelde 2] snikkend zegt "je doet me pijn" en "laat me gaan";
- [verdachte] "benen wijd' zegt, waarop [benadeelde 2] antwoordt met “nee, nee” en steeds "auw, auw" zegt.
Zichtbaar is dat de paal van het bed dan nog steeds ritmisch heen en weer beweegt en uiteindelijk minder beweegt. Aan het einde van de opname zegt [benadeelde 2] , op 23 minuten en 20 seconden “je hoorde mij toch zeggen ik wil dit niet”.
De politie heeft [benadeelde 2] tijdens haar verhoor in november 2022 in het onderzoek naar mensenhandel geconfronteerd met de in haar telefoon aangetroffen videobestanden. Hierop heeft [benadeelde 2] direct geantwoord dat dit een verkrachting betrof en dat zij blij was dat de politie het had gezien, omdat zij het anders nooit had kunnen vertellen. Zij heeft verklaard dat zij filmde, omdat het al niet lekker liep tussen haar en [verdachte] en dat [verdachte] naderhand zijn excuses bleef aanbieden. Nadat zij met de opnamen is geconfronteerd, heeft [benadeelde 2] er nog enkele keren met de politie over gesproken, maar uiteindelijk geen aangifte gedaan, omdat dit te zwaar was voor haar.
[verdachte] heeft in eerste instantie bij de politie, geconfronteerd met de filmopnamen, verklaard dat het allemaal onzin is, dat hij [benadeelde 2] niet heeft verkracht en dat er ‘met zijn stem is gespeeld’. Later heeft [verdachte] verklaard dat de opnamen wel kloppen, maar dat hij ten tijde van de opnamen enkel met [benadeelde 2] heeft gestoeid, dat hij wel zin had in seks en misschien over haar grens is gegaan met het stoeien, maar dat hij haar niet heeft verkracht. Deze wisselende verklaringen van [verdachte] dragen niet bij aan de betrouwbaarheid ervan en de rechtbank acht de verklaring van [verdachte] , voor zover inhoudende dat hij weliswaar te ver is gegaan met stoeien maar [benadeelde 2] niet heeft verkracht, gelet op de hiervoor beschreven inhoud van de video-opnamen, niet geloofwaardig.
Ook de door de verdediging aangedragen suggestie dat [benadeelde 2] heeft overdreven tijdens de opnamen, omdat zij wist dat zij deze opnamen maakte, acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. De rechtbank overweegt hiertoe dat de opnamen enkel aan het licht zijn gekomen doordat de politie in een ander onderzoek de telefoon van [benadeelde 2] in beslag heeft genomen en onderzocht en dat [benadeelde 2] geen enkele actieve stap heeft ondernomen om de videobestanden bij de politie kenbaar te maken. Ook heeft zij tot op de dag van vandaag zelf geen aangifte van verkrachting gedaan.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [benadeelde 2] , inhoudende dat zij door [verdachte] is verkracht en waarbij hij met zijn penis in haar vagina is geweest, in belangrijke mate wordt ondersteund door hetgeen is te zien en te horen in de in haar telefoon aangetroffen videobestanden. Hieruit blijkt dat, terwijl [benadeelde 2] zeer vaak heeft aangegeven dat [verdachte] haar pijn deed, dat zij wilde dat hij stopte en dat hij niet bij haar naar binnen mocht gaan, [verdachte] desondanks is doorgegaan. Uit het beschreven ritmische heen en weer bewegen van de paal van het bed waarop [benadeelde 2] en [verdachte] lagen en het daarbij hoorbare gehijg van [verdachte] , leidt de rechtbank af dat [verdachte] ook daadwerkelijk met zijn penis in de vagina van [benadeelde 2] is geweest. Dat deze beelden en geluiden ook kunnen passen bij het scenario waarbij [verdachte] met [benadeelde 2] aan het stoeien was, schuift de rechtbank als volstrekt onaannemelijk terzijde.
De rechtbank acht gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 26 augustus 2022 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [benadeelde 2] .