ECLI:NL:RBDHA:2025:19696
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep niet tijdig ingediend in asielzaak van Syrische eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van een Syrische eiseres die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De eiseres stelde dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig op haar aanvraag had beslist. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag op 16 februari 2024 had ontvangen en dat hij uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moest beslissen. Echter, er gold een besluitmoratorium voor Syrië van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen van vreemdelingen uit Syrië was verlengd met één jaar tot maximaal 21 maanden. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiseres onder het toepassingsbereik van het moratorium viel, en dat de minister uiterlijk op 16 augustus 2025 had moeten beslissen. Eiseres had de minister op 30 juli 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling te vroeg was ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor werd het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.