ECLI:NL:RBDHA:2025:19732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
24/15879
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende asielaanvraag

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 oktober 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, een echtpaar van buitenlandse nationaliteit, hadden een aanvraag ingediend bij de minister van Asiel en Migratie, welke op 11 september 2024 werd afgewezen. Na bezwaar van de verzoekers heeft de minister op 23 juni 2025 positief beslist op hun aanvraag. De rechtbank heeft op 25 september 2025 een brief gestuurd naar de verzoekers om hen te informeren over de status van hun verzoeken, maar deze brief werd retour gezonden omdat de verzoekers niet meer op het opgegeven adres woonden. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekers hun nieuwe adres niet hebben doorgegeven, wat leidt tot de conclusie dat zij geen inhoudelijke beoordeling van hun verzoek verlangen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het vereiste procesbelang ontbreekt, waardoor het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/15879

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 oktober 2025 in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker

geboren op [geboortedatum verzoeker],
van [nationaliteit verzoeker],
V-nummer: [V-nummer verzoeker]
mede namens zijn vrouw:
[naam verzoekster], verzoekster
geboren op [geboortedatum verzoekster],
van [nationaliteit verzoekster],
V-nummer: [V-nummer verzoekster]
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekers. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister heeft de aanvraag van verzoekers bij besluit van 11 september 2024 afgewezen. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
De minister heeft op 23 juni 2025 een beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan de bezwaren van verzoekers tegemoet is gekomen.
1.4.
De rechtbank heeft verzoekers op 25 september een brief gestuurd. Nu de minister tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoekers, heeft de rechtbank verzoekers de vraag voorgelegd wat er nu nog moet gebeuren met de verzoeken van 8 oktober 2024.
Deze brief is op 25 september 2025 per aangetekende post verzonden. De brief is retour gekomen bij de rechtbank op 6 oktober 2025 waarbij staat aangegeven dat verzoekers niet meer op dit adres wonen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers hun nieuwe adres niet aan de rechtbank hebben doorgegeven. Dan geldt de veronderstelling dat zij niet langer een inhoudelijke beoordeling van hun verzoek verlangen. Daarnaast stelt de voorzieningenrechter vast dat de minister inmiddels positief op hun aanvraag heeft beslist. Bovenstaande betekent dat het vereiste procesbelang ontbreekt.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.