ECLI:NL:RBDHA:2025:19815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.50257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening met betrekking tot Duitsland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 oktober 2025, wordt de asielaanvraag van eiser, die afkomstig is uit Tsjetsjenië, behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, die zijn asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser betoogt dat hij risico loopt op indirecte refoulement naar Rusland, waar hij vreest voor onmenselijke behandeling en gedwongen inlijving in het Russische leger. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank stelt vast dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen zal nakomen en dat er geen aanleiding is om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Litouwen en Duitsland, en zijn aanvraag in Nederland is niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.50257

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland daarvoor verantwoordelijk is.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1988 en de Russische nationaliteit te hebben.
Op 6 november 2024 heeft eiser voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. De aanvraag is door verweerder niet in behandeling genomen omdat eiser eerder in Litouwen en Duitsland asiel heeft aangevraagd. Vervolgens is eiser zelfstandig teruggekeerd naar Duitsland op 16 januari 2025.
Op 16 juli 2025 heeft eiser een tweede asielaanvraag ingediend in Nederland. In het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen. [1] Volgens verweerder zijn de Duitse autoriteiten nog steeds verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Uit onderzoek in het Eurodac-systeem is namelijk gebleken dat eiser op 25 juni 2021 in Litouwen en op 13 oktober 2022 in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft daarom de Duitse autoriteiten verzocht eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening. [2] Op 9 september 2025 zijn de Duitse autoriteiten akkoord gegaan met het verzoek om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. Verweerder miskent het risico op indirecte refoulement. Gelet op eisers verklaringen tijdens het gehoor en het artikel waarop de acceptatie van het terugnameverzoek is gebaseerd, is zijn asielaanvraag in Duitsland afgewezen, Ook is aan eiser door de Duitse autoriteiten een terugkeerbesluit opgelegd naar Rusland. Eiser vreest daarom na een overdracht meteen te worden uitgezet naar Rusland. Aldaar stelt hij een risico te lopen op onmenselijke behandeling zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest. [4] Omdat eiser afkomstig is uit Tsjetsjenië, zal hij door het regime tegen zijn wil worden ingelijfd in het Russische leger om te worden ingezet aan het front in de oorlog tegen Oekraïne. Daarnaast komt Duitsland zijn verplichtingen jegens asielzoekers volgens eiser niet na, omdat er bij controles aan de buitengrens illegale pushbacks plaatsvinden. Hierbij verwijst eiser naar twee uitspraken van het Verwaltungsgericht Berlijn. [5] Dit had volgens eiser voor verweerder aanleiding moeten zijn om zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Bij het beantwoorden van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, kan alleen van dit uitgangspunt worden afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat dit in zijn geval niet kan en dat in Duitsland sprake is van systematische tekortkomingen in de asielprocedure of in de opvangvoorzieningen. [6]
6. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in Duitsland sprake is van dergelijke systematische tekortkomingen. De door hem overgelegde uitspraken van het Verwaltungsgericht Berlijn zijn daarvoor niet voldoende. Daaruit blijkt namelijk niet dat asielzoekers die gecontroleerd op grond van de Dublinverordening worden overgedragen stelselmatig geen toegang krijgen tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen.
7. Dit brengt mee dat er vanuit moet worden gegaan dat eiser na overdracht aan Duitsland in overeenstemming met het Europese recht zal worden behandeld. In dat kader zijn de Duitse autoriteiten gebonden aan de verplichting om eiser niet uit te zetten als dat strijdig zou zijn met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Die verplichting geldt ook indien eisers eerdere asielaanvraag in Duitsland is afgewezen. Gelet hierop kan een beoordeling van de gestelde risico’s die eiser in Rusland loopt in deze procedure niet plaatsvinden. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [7]
8. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om eisers asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
9. Het beroep is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 oktober 2025 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Met de kenmerken: ECLI:DE:VGBE:2025:0602.6L191.25.00 en ECLI:DE:VGBE:2025:0602.6L192.25.00.
6.Dit staat in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
7.Met het kenmerk: ECLI:NL:RVS:2024:2359.