ECLI:NL:RBDHA:2025:19856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.7139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van veilig land van herkomst, later herzien

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 oktober 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een Tunesische vrouw, behandeld. Eiseres had op 30 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 14 februari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen, met als argument dat Tunesië een veilig land van herkomst is. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 9 oktober 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet langer stand kan houden, omdat Tunesië niet meer als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de situatie van eiseres niet onmiddellijk verandert. De rechtbank overweegt dat de afwijzing ook was gebaseerd op andere gronden, zoals het feit dat eiseres alleen economische redenen had aangevoerd voor haar vertrek uit Tunesië, wat niet voldoende is voor asiel. De rechtbank concludeert dat de afwijzing als kennelijk ongegrond niet kan worden gehandhaafd, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in Tunesië niet kan functioneren.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, tot een bedrag van € 1.814,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van veranderende omstandigheden in het land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7139

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. F. in den Bosch).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd, maar dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1993 en heeft de Tunesische nationaliteit. Eiseres heeft een zoon, geboren op [geboortedatum 2] 2017. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 30 januari 2025 heeft eiseres een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 14 februari 2025 in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, F. Bhouri als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij in Tunesië geen toekomst heeft en zij haar zoon een betere toekomst wil bieden.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder het volgende asielmotief:
 Identiteit nationaliteit en herkomst.
8. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het relaas van eiseres geen asielmotieven bevat. De reden van eiseres om Tunesië te verlaten heeft namelijk geen raakvlak met het Vluchtelingenverdrag of ernstige schade. Verweerder heeft het asielrelaas van eiseres daarom niet verder getoetst op geloofwaardigheid.
9. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres alleen aangelegenheden heeft genoemd die niet relevant zijn bij de vraag of zij recht heeft op een verblijfsvergunning asiel (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a) en Tunesië een veilig land van herkomst is en eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Tunesië voor haar persoonlijk geen veilig land is (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b). Verweerder heeft geen terugkeerbesluit en vertrektermijn opgelegd, omdat nog wordt beoordeeld of eiseres in aanmerking komt voor een verblijfsdocument voor verblijf bij haar zoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft.
De beroepsgronden
10. Eiseres voert aan dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst niet kan standhouden. Zij wijst daarbij op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:841 (C-406/22)). Hieruit volgt dat een land niet als veilig land van herkomst mag worden aangemerkt als een deel van het grondgebied niet aan de voorwaarden voldoet. Dit geldt volgens eiseres ook in de situatie dat een land voor bepaalde groepen personen niet veilig is. Zij wijst daarbij op de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2025:172) en Roermond (ECLI:NL:RBDHA:2025:190). Omdat Tunesië voor bepaalde groepen niet veilig is, kan het land volgens eiseres niet in het algemeen als veilig land van herkomst worden aangemerkt. Daarom had verweerder de asielaanvraag van eiseres niet mogen behandelen in de versnelde procedure en had verweerder haar de procedurele waarborgen die horen bij de gewone procedure niet mogen onthouden. Zo heeft eiseres slechts één gehoor gehad, is haar geen medisch onderzoek aangeboden en had zij geen recht op rust- en voorbereidingstijd. Ook mocht verweerder de asielaanvraag niet afwijzen als kennelijk ongegrond. Eiseres betoogt verder dat zij bij terugkeer naar Tunesië terecht zal komen in een situatie van materiële deprivatie. Zij heeft geen netwerk en kan daar als alleenstaande moeder geen leven opbouwen omdat zij bij het zoeken naar werk wordt gediscrimineerd. Er wordt haar ook ten onrechte tegengeworpen dat zij zich niet tot de (hogere) autoriteiten heeft gewend. Er zijn volgens eiseres geen instanties die haar kunnen helpen, zodat niet van haar kan worden verwacht dat zij zich hiertoe wendt.
De beoordeling door de rechtbank
11. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw geen stand kan houden. Tunesië wordt niet meer aangemerkt als veilig land van herkomst. Gelet op het door verweerder erkende gebrek in het bestreden besluit zal de rechtbank het beroep van eiseres gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
12. Allereerst heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet alleen afgewezen als kennelijk ongegrond omdat zij afkomstig zou zijn uit een veilig land van herkomst, maar ook omdat eiseres alleen aangelegenheden heeft genoemd die niet relevant zijn bij de vraag of zij recht heeft op een verblijfsvergunning asiel (artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw). De rechtbank kan verweerder hierin volgen. Uit de verklaringen van eiseres volgt immers dat zij Tunesië alleen om economische redenen heeft verlaten. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres het beste wil voor haar zoon en de omstandigheden in Tunesië moeilijk zijn, zijn economische motieven geen grond voor het verlenen van een asielvergunning. Verweerder mocht van eiseres verwachten dat zij zich met haar (financiële) problemen zou wenden tot de (hogere) autoriteiten in Tunesië. Dit heeft zij niet gedaan. Haar enkele stelling dat er geen instanties zijn die haar kunnen helpen, is onvoldoende om aan te nemen dat zij in Tunesië niet kan worden geholpen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
13. De rechtbank betrekt verder dat eiseres terecht naar voren heeft gebracht dat verweerder haar asielaanvraag heeft behandeld in spoor 2, omdat Tunesië destijds nog als veilig land van herkomst was aangewezen, en de procedure daarom anders is geweest dan wanneer verweerder de asielaanvraag niet in spoor 2 had behandeld. Het is echter niet gebleken dat eiseres hierdoor is benadeeld. Er heeft bijvoorbeeld weliswaar maar één gehoor plaatsgevonden, maar het is niet gebleken dat eiseres tijdens een aanmeldgehoor of nader gehoor meer of anders had willen verklaren dan zij in het gehoor van 11 februari 2025 heeft gedaan. Zij heeft ook in de zienswijze en in beroep de gelegenheid gehad dit naar voren te brengen. Op de zitting heeft eiseres bevestigd dat zij Tunesië enkel heeft verlaten omdat zij het beste wil voor haar zoon en zij in Tunesië niet genoeg werk kan vinden om hen beiden te onderhouden.
14. Verweerder heeft zich verder in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij vanwege de gestelde discriminatie (vanwege het alleenstaand moederschap) zo ernstig is beperkt in haar bestaansmogelijkheden dat het onmogelijk is om in Tunesië op maatschappelijk en sociaal vlak te kunnen functioneren. Deze beoordeling is verricht tegen de achtergrond dat eiseres afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Verweerder heeft immers overwogen dat niet is gebleken dat de Tunesische autoriteiten haar geen ondersteuning, andere hulp of bescherming kunnen of willen bieden. Zoals uit het voorgaande volgt, houdt de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond geen stand voor zover dit is gebaseerd op de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst. Verweerder heeft dit punt echter op de zitting voldoende (aanvullend) gemotiveerd. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiseres in haar gehoor niet uit zichzelf heeft verklaard dat zij is gediscrimineerd omdat zij een alleenstaande vrouw is en een kind heeft en zij wel heeft verklaard dat zij opleidingen heeft gevolgd, heeft gewerkt en zichzelf en haar zoon heeft kunnen onderhouden. Hieruit blijkt niet dat sprake is van discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

Conclusie en gevolgen

15. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
16. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.