In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 oktober 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een Tunesische vrouw, behandeld. Eiseres had op 30 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 14 februari 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen, met als argument dat Tunesië een veilig land van herkomst is. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 9 oktober 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet langer stand kan houden, omdat Tunesië niet meer als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de situatie van eiseres niet onmiddellijk verandert. De rechtbank overweegt dat de afwijzing ook was gebaseerd op andere gronden, zoals het feit dat eiseres alleen economische redenen had aangevoerd voor haar vertrek uit Tunesië, wat niet voldoende is voor asiel. De rechtbank concludeert dat de afwijzing als kennelijk ongegrond niet kan worden gehandhaafd, maar dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij in Tunesië niet kan functioneren.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, tot een bedrag van € 1.814,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van veranderende omstandigheden in het land van herkomst.