In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 30 oktober 2025, gaat het om een opvolgend beroep van eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. De eisers hebben aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinsleden in het kader van nareis, maar de minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvragen. De rechtbank heeft eerder de minister opgedragen om vóór 30 mei 2025 een beslissing te nemen, maar deze termijn is niet nageleefd. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.
De rechtbank constateert dat het dossier mogelijk niet compleet is, omdat de minister nog documenten moet beoordelen en een herstelverzuim kan sturen. Desondanks legt de rechtbank de minister een nieuwe termijn op van twee weken om alsnog een beslissing te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 453,50.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier A.S. van der Veen, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. De eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.