ECLI:NL:RBDHA:2025:19966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 12 augustus 2025. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl de gemachtigde van eiser en een tolk aanwezig waren in de rechtbank in Groningen. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten na de zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het vorige onderzoek op 29 augustus 2025 rechtmatig was. De rechtbank heeft beoordeeld of de maatregel sindsdien nog rechtmatig is. Eiser betoogde dat de minister onvoldoende voortvarend had gehandeld in de uitzettingsprocedure, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende actie had ondernomen, waaronder het versturen van rappelbrieven en het voeren van vertrekgesprekken. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat, aangezien de nationaliteit van eiser op 13 oktober 2025 was bevestigd en er een vlucht voor hem was gepland op 27 oktober 2025.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.