ECLI:NL:RBDHA:2025:20061

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.36546 en NL25.36547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming

Deze uitspraak betreft een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser is het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep beoordeeld aan de hand van de ingediende beroepsgronden. De rechtbank oordeelt dat het terugkeerbesluit in stand kan blijven, omdat de tijdelijke bescherming van eiser op 4 maart 2024 is geëindigd en hij geen openstaande vreemdelingrechtelijke procedures heeft. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij een reëel risico zou lopen op ernstige schade bij terugkeer naar Turkmenistan. De rechtbank legt uit dat de eerdere asielaanvraag van eiser buiten behandeling is gesteld, omdat hij niet is verschenen bij het nader gehoor. Hierdoor was er geen inhoudelijke beoordeling van zijn aanvraag en was de minister niet verplicht om onderzoek te doen naar de gevolgen van terugkeer. Eiser heeft ook niet met concrete informatie aangetoond dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank concludeert dat de minister bevoegd was om het terugkeerbesluit uit te vaardigen en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding meer voor is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.36546 (beroep) en NL25.36547 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. E.J.M.C. Jansen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het terugkeerbesluit dat verweerder aan eiser heeft opgelegd. Eiser is het hiermee niet eens. Hij heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep mede aan de hand van de beroepsgronden.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het terugkeerbesluit in stand kan blijven. De tijdelijke bescherming van eiser is namelijk met ingang van 4 maart 2024 geëindigd, hij heeft geen vreemdelingrechtelijke procedures openstaan en hij heeft niet onderbouwd waarom hij een reëel risico zou lopen op ernstige schade bij terugkeer naar Turkmenistan. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Verweerder heeft aan eiser facultatieve tijdelijke bescherming verleend onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] . Op 4 juni 2025 heeft de minister laten weten voornemens te zijn een terugkeerbesluit op te leggen, omdat eisers recht op tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 is geëindigd, de tijdelijke bevriezingsmaatregel op 4 september 2025 stopt, en omdat eiser geen openstaande vreemdelingrechtelijke procedures heeft. Op 23 juli 2025 heeft verweerder het terugkeerbesluit aan eiser opgelegd.
3.1.
Eiser is het niet eens met de oplegging van het terugkeerbesluit en heeft daarom beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
3.2.
Op 14 oktober 2025 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
3.3.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat partijen daarmee hebben ingestemd. [2]

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
5. Eiser voert aan dat de oplegging van het terugkeerbesluit prematuur en onterecht is omdat er nog geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden van zijn asielaanvraag en eiser van plan is op korte termijn nog een asielaanvraag in te dienen. Hij stelt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade [3] bij terugkeer naar Turkmenistan.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers eerdere asielaanvraag is met het besluit van 3 januari 2025 buiten behandeling gesteld omdat hij tweemaal niet is verschenen bij het nader gehoor. Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmiddel ingesteld. Dat er dus geen inhoudelijke beoordeling van zijn aanvraag heeft plaatsgevonden klopt, dit is immers het gevolg van de buitenbehandelingstelling. Verweerder was in die situatie dan ook niet gehouden om een onderzoek naar de gevolgen bij terugkeer uit te voeren. Dit betekent echter niet dat verweerder om die reden geen terugkeerbesluit had mogen uitvaardigen. Daarnaast heeft eiser in het kader van het terugkeerbesluit niet met concrete informatie onderbouwd dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Uit algemene landeninformatie blijkt evenmin dat eiser, enkel door zijn aanwezigheid daar, een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De stelling van eiser dat het terugkeerbesluit prematuur is genomen omdat hij nog een asielaanvraag wil indienen, leidt ook niet tot een ander oordeel. Eiser heeft tot nu toe nog geen nieuwe asielaanvraag ingediend terwijl hij daar wel ruim de gelegenheid voor heeft gehad. De rechtbank overweegt daarbij dat eiser in zijn zienswijze van 30 juni 2025 al stelt dat hij op korte termijn een asielaanvraag gaat indienen. Uit de beroepsgronden blijkt niet dat dit in de tussentijd is gedaan. Het betreft dan ook een (onzekere) toekomstige gebeurtenis, die aan de rechtmatigheid van het op 23 juli 2025 opgelegde terugkeerbesluit niet afdoet.
6. Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder op 23 juli 2025 daarom bevoegd een terugkeerbesluit uit te vaardigen. [4]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het terugkeerbesluit in stand blijft.
8. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen
van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
2.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4.Zie in dit kader ook het Terugkeerhandboek, (Aanbevelingen (EU) 2017/2338 van de Commissie van 16 november 2017), § 5.4, de beschikking van 5 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:544, § 47-48, en de uitspraken van zittingsplaatsen Arnhem (ECLI:NL:RBDHA:2025:16546, r.o. 5.3.),’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:RBDHA:2025:16397, r.o. 34) en Roermond (ECLI:NL:RBDHA:2025:17078, r.o. 10).